Harry Holla, of wat een rechtvaardigheidsgevoel al niet kan doen

Harry Holla redde joden en kreeg gaandeweg een leidende rol in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. In Israël is hij geëerd als Rechtvaardige onder de Volkeren. In zijn woonplaats Vught is er sinds kort een straat naar hem genoemd en nu is er een biografie. En dat boek biedt meer dan zijn levensverhaal. Een mooi eerbetoon.

door Lauran Toorians

We herdenken wat af. En niet zonder reden, maar wel selectief – al heeft ook dat zo zijn redenen. Op 27 januari werden nationaal en internationaal de slachtoffers van de Holocaust herdacht. Zonder een Russische delegatie dit jaar, terwijl het toch juist de Russen waren die op 27 januari 1945 het vernietigingskamp Auschwitz bevrijdden en die datum is gekozen als dag voor de jaarlijkse herdenking. Ironisch, cynisch, terecht? Het is maar net van welke kant je het bekijkt. Pijnlijk is het sowieso. Pijnlijker is dat er nog steeds – en blijkbaar steeds meer – mensen rondlopen die geloven dat het niet is gebeurd, of dat het wel meeviel. Maar ja, als meningen geen argumenten meer nodig hebben, worden we weer een (goed)gelovig volkje en staat de deur open voor volksmenners die garen spinnen bij onzin.

Compassie

Terwijl ik dit schrijf herdenken we de Watersnoodramp van 1953. Ook toen predikanten die op zondagochtend vanaf de kansel betoogden dat het de straf van God was voor de zondigheid van de mensen. Goed, net als de rest van de wereld wisten die predikanten die ochtend ook niet meteen hoe erg het echt was, maar van enige compassie was duidelijk geen sprake. En is dat niet waarvoor we herdenken? Om ons ervan te doordringen dat dingen gruwelijk mis kunnen gaan – of het nu is door een natuurramp of door menselijk handelen – en dat het compassie, medemenselijkheid, is waarmee we elkaar daar doorheen helpen.

Een held ben je niet. Dat word je, vaak door stom toeval

Vandaar ook de kwaadaardigheid van de genocide-ontkenners en de goedpraters die met hun ‘mening’ de medemenselijkheid de rug toekeren en vaak ook de mensen van goede wil hinderen (of erger). Waakzaamheid blijft geboden.

De fascinatie voor de ramp, voor het leed en voor de daders is begrijpelijk. Die zit in ons systeem zoals elk levend wezen alert is op bedreigingen en gevaar voor eigen leven. Het is de schrikreactie die onze aandacht focust en ons in het beste geval aanzet tot helpend handelen (of wegrennen om het eigen hachje te redden). Waar het echt om gaat, zijn natuurlijk de ‘helden’, de mensen die individueel of als groep ingrijpen en hulp bieden, hoe groot of hoe gering ook. En zelden gespeend van risico’s. Een held ben je niet. Dat word je, vaak door dom toeval. Het onheil slaat toe en je maakt een keuze die achteraf de goede blijkt te zijn geweest.

Harry Holla. Foto > uit besproken boek

Per ongeluk

Aanleiding voor al deze overwegingen is niet alleen het pakket aan herdenkingen, maar vooral ook een recent boek over Harry Holla (1904-1992), een man die uit medemenselijkheid tijdens de Tweede Wereldoorlog mensen in zijn naaste omgeving – joden vaak – hielp om veilig te blijven en die zo, bijna per ongeluk, betrokken raakte bij het verzet en daarin snel opklom in de (organisatorische) rangen. Holla was jurist en overtuigd katholiek met een groot gevoel voor rechtvaardigheid. Na de oorlog werd hij aangewezen als president van het Tribunaal van Bijzondere Rechtspraak in de regio en ook daar betoonde hij zich een rechtvaardige rechter.

De eerste zitting van het Tribunaal Bijzondere Rechtspraak in ’s-Hertogenbosch vond plaats in de statenzaal, nu in Het Noordbrabants Museum. Harry Holla zit achter de tafel, onder het portret van koningin Wilhelmina. Foto > uit besproken boek

Holla groeide op in een oerkatholiek middenstandsgezin, ging naar het gymnasium en dompelde zich onder in alles wat de Roomse zuil te bieden had. Na wat aanloopproblemen – hij had best architect willen worden, maar dat vond pa te weinig perspectief bieden – studeerde hij rechten aan de nog jonge katholieke universiteit in Nijmegen. Ook daar deed hij mee aan het Roomse verenigingsleven van allerlei aard, wat hem ook in aanraking bracht met Grootnederlandse, Vlaams nationalistische en Italiaans fascistische ideeën. Die liet hij allemaal op tijd links liggen, steeds ingegeven – zo ziet althans de biograaf het – door zijn diep katholieke rechtvaardigheidsgevoel dat botste met de idealen van deze bewegingen. Na zijn studie kreeg hij een betrekking als juridisch medewerker en adviseur bij De Gruyter in ’s-Hertogenbosch, waar op kantoor ook joden werkten. Daar begon het mee. Toen die mensen – collega’s en vrienden – tijdens de bezetting in het nauw kwamen, hielp hij hen waar mogelijk om te ontkomen. Onderduiken of een vluchtroute vinden.

Deze goede daden bleven niet onopgemerkt en Holla werd benaderd om de verspreiding van de verzetskrant Het Vrije Volk ten zuiden van de grote rivieren te bevorderen en te coördineren. Vervolgens werd hij lid van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) waarin hij al snel aan het hoofd stond van de afdeling Noordoost-Brabant om vervolgens ook landelijk in de rangen te stijgen. Na de oorlog en na zijn werkzaamheden voor het tribunaal vestigde hij zich als advocaat met een kantoor in ’s-Hertogenbosch. Na een aantal fusies is daar nu nog een groot advocatenkantoor dat zijn naam draagt. Als verzetsman wordt hij sinds kort ook herinnerd met een straatnaam in zijn woonplaats Vught.

Dagboek

En nu dus met een boek. De biografie is geschreven door Peter Baas en beslaat het grootste gedeelte van het boek. Een goed gestructureerd en interessant levensverhaal, maar hier wel met wat hagiografische trekjes. Elders in hetzelfde boek wordt ook – en mijns inziens terecht – opgemerkt dat Holla’s echtgenote Leny hier te weinig aandacht krijgt. Zij was een intelligente, zelfstandige vrouw waarvan we hier alleen tussen de regels meekrijgen dat zij bij al dit verzetswerk een belangrijke rol heeft gespeeld. En dat niet alleen omdat er ook in het gezin onderduikers werden opgenomen. Afzonderlijk is wel haar dagboek over de bevrijdingsperiode in Vught uitgegeven. Dat had best ook nog in ditzelfde boek gepast.

Het tweede deel van het boek is eigenlijk interessanter. Dat is geschreven door Truus Wertheim-Cahen, in 1943 in veilige omstandigheden geboren dankzij Harry Holla. Haar vader, Max Cahen, vervulde een belangrijke functie in het Philipscommando in Kamp Vught waardoor hij lang in relatieve vrijheid kon blijven. Toen het erop aankwam en zijn zwangere echtgenote in veiligheid werd gebracht, weigerde hij echter onder te duiken, met internering en deportatie naar Auschwitz als gevolg. Max Cahen overleefde en heeft zich zijn hele verdere leven ingezet om het erfgoed van de joodse gemeenschap in en om ’s-Hertogenbosch – en die gemeenschap zelf – veilig te stellen. Hij was een ‘prater’ en zijn kinderen dragen zijn boodschap verder uit. Truus deed dat lang door als therapeut met behulp van kunst te helpen bij het verwerken van trauma’s. Harry en Leny Holla waren voor haar altijd ‘oom en tante’ en voor dit boek nam zij een flink aantal interviews af van mensen die Holla kenden, die mede door hem waren gered of die directe nazaten zijn van mensen die Holla hielp.

Max Cahen en zijn dochter Truus in 1945, vlak na zijn terugkeer uit gevangenschap. Foto > uit besproken boek

Die interviews tonen een staalkaart aan herinneringen en emoties die indringend laten zien hoe verschillend mensen hun (traumatische) verleden verwerken of het verleden van ouders en naaste familieleden krijgen doorgegeven. Lang niet alle overlevenden waren ‘praters’ en zo kunnen nazaten ook na zeventig jaar nog tot feiten ontdekken over hun ouders of grootouders – en zo ook over zichzelf – die zij eerder niet kenden. Dat stemt tot nadenken en daarvoor hoef je geen bijzonder traumatisch familieverleden te hebben. Mijn achternaam lijkt Armeens, maar dan wel al ruim vierhonderd jaar in wat nu Noord-Brabant is. Verbindt mij dat met een genocide? Ik weet het niet. In februari 1953 werd mijn vader als niet veel eerder afgezwaaide dienstplichtige opgeroepen om te helpen bij de Watersnoodramp. Hij was ‘hospik’. Maar waar hij werd ingezet, wat hij deed en meemaakte, daar weet ik niets van. Hij sprak er nooit over. Geen woord.

Op 30 mei 1982 planten Max Cahen en zijn echtgenote Jet Cahen-Elion een boom voor Harry en Leny Holla-Aarts in de tuin van de Rechtvaardigen onder de Volken in Yad Vashem, Israël. Foto > uit besproken boek

Weerstand

In een derde en korter hoofdstuk in het boek gaat Arnoud-Jan Bijsterveld in op de ‘herinneringscultuur’. Het lijkt nu vanzelfsprekend dat we slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, van de Watersnoodramp of anderszins herdenken. Dat er in Kamp Vught een Nationaal Monument is en dat we een namenmonument voor de Holocaust hebben, maar niets daarvan is er ‘zomaar’ gekomen. Daar was tijd voor nodig en er moest weerstand voor worden overwonnen en dat niet eens alleen maar om eerst wat wonden te laten helen.

Prinses Juliana onthult op 23 oktober 1984 de plaquette op station Vught ter herinneringen aan de gedeporteerden die hier op de trein werden gezet. De plaquette werd ontworpen door Otto Treumann. Max Cahen zorgde dat het monument er kwam. Foto > uit besproken boek

Bovendien herdenken we selectief en moet elke generatie opnieuw bedenken wat en hoe we willen herdenken. Voor de vele slachtoffers van Napoleon hebben we geen nationaal monument en er is bij mijn weten nog nooit op aangedrongen dat de Franse regering excuses moet maken. Het zou Nederland passen om excuses aan te bieden voor de ‘ontdekking’ van Australië, maar nog mooier zou het zijn wanneer het Turkse parlement het hoofd buigt en sorry zegt voor de deportatie en moordpartij op Armeniërs, andere christelijke minderheden en Koerden. Als het erop aan komt, zo lijkt het, herdenken we toch vooral voor onszelf, niet voor de slachtoffers.

Mooi aan het boek over Harry Holla is dat elk van de drie delen besluit met een erg ruim opgezet fotokatern. Individueel zijn de meeste van die foto’s weinig zeggend. Vaak zijn het niet meer dan kiekjes uit een familiealbum. Maar samen brengen zij de tekst tot leven en voegen zij wezenlijk iets toe aan het boek. Vreemd is dan weer dat de bisschop van ’s-Hertogenbosch, Gerard de Korte, een woord vooraf mocht schrijven. Holla werd dan misschien wel gedreven door zijn katholiciteit, hij – en zijn vrouw Leny nog meer – dreef in zijn latere leven wel weg van het instituut. Waarom in dit boek wel De Korte en niet een rabbijn als inleider?

Peter Baas, Truus Wertheim-Cahen & Arnoud-Jan Bijsterveld, En de naaste als jezelf. Harry Holla. ’s-Hertogenbosch: Aldus Uitgevers 2022, 288 pp., ISBN 9789070545499, pb., € 25,00.

Ook verschenen bij Aldus Uitgevers:
Peter Baas (red.), Alles is rustig, zo af en toe valt er ergens een granaat. Het bevrijdingsdagboek van Leny Holla-Aarts, Vught, 10 september 1944 / 8 mei 1945. ’s-Hertogenbosch: Aldus Uitgevers 2022, 48 pp., ISBN 9789070545482, pb., € 5,00.

www.aldusuitgevers.nl

Lees ook op Brabant Cultureel:
‘Ons Huis’ over het lot van een joodse familie is een boek met een missie
Documentaire over joods Breda: Vallen en weer opstaan
Schilderij Kandinsky in Van Abbemuseum is roofkunst, teruggave aan familie 
Verzetsheld Jacques Hartog blijkt verdienstelijk kunstenaar

Eindelijk krijgt Breda een Marga Mincoplein

© Brabant Cultureel 2023

Reacties (1)

  1. François van den Dries schreef:

    De inleiding is wellicht beter dan de, ook niet slechte, recensie zelf.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *