Verborgen Verbanden toont het koloniale verleden van het Van Abbemuseum

Het Van Abbemuseum is opgericht met het kapitaal dat Henri van Abbe vergaarde met zijn sigarenfabriek Karel I. Hij kocht zijn tabak in Amsterdam en had geen eigen plantages in toenmalig Nederlands-Indië. Dus geen direct verband met het koloniale verleden, zo werd lang gedacht, maar tegenwoordig denken we daar genuanceerder over. Het Van Abbemuseum ging zelf op zoek naar verborgen verbanden.

door Irma van Bommel

Geschiedenis is geen status quo, maar wordt telkens herschreven naar gelang denkbeelden veranderen en er nieuwe invalshoeken en onderzoeksresultaten komen. Nederland heeft een verleden met slavernij en bij onderzoek werd vooral gekeken naar Trans-Atlantische slavenhandel en de inzet van tot slaaf gemaakten in Suriname. Nederlands-Indië bleef lange tijd buiten het onderzoeksgebied, maar de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) heeft zich ook schuldig gemaakt aan handel in en inzet van tot slaaf gemaakten in Azië. In 1863 werd slavernij in de Nederlandse koloniën afgeschaft.

Foto van contractarbeiders in een sorteerschuur op een tabaksplantage in het oosten van Sumatra, 1925. Collectie > Universitaire Bibliotheken Leiden

Aan de VOC kwam eind achttiende eeuw een einde en de veroverde gebieden werden eigendom van Nederland. Nederlands-Indië werd vanaf 1816 een kolonie van Nederland, maar pas later in de negentiende eeuw kwam de immigratie van Nederlanders goed op gang. Voor de plantages waren steeds meer arbeiders nodig. Uit de expositie ‘Verborgen Verbanden’ in het Van Abbemuseum blijkt dat de inzet van contractarbeiders bijna net zo kwalijk was als de inzet van tot slaaf gemaakten.

Onder valse voorwendselen geronseld

De tentoonstelling zoomt in op Deli (op Sumatra), omdat Henri van Abbe daarvandaan de meeste tabak betrok. Op een gegeven moment was Van Abbe zelfs de grootste afnemer van deze tabak die van goede kwaliteit was. Voor de tabaksplantages, met veelal Nederlandse eigenaren, waren werknemers nodig. Deze werden vaak onder valse voorwendselen geronseld in armoedige gebieden zoals op Java. Mannen en vrouwen werd in het vooruitzicht gesteld dat zij snel geld konden verdienen met het verrichten van lichte werkzaamheden. Bij het tekenen van een contract voor drie jaar kregen ze geld toe. Bij aankomst bleek dat ze dat geld eerst moesten terugverdienen. Ook het levensonderhoud kostte geld. Uiteindelijk hielden ze zo weinig over dat er niets anders op zat dan weer voor een paar jaar bijtekenen.

We kennen het systeem van mensenhandel ook nu nog. Denk bijvoorbeeld aan door ronselaars gecontracteerde arbeidsmigranten uit arme landen in Azië en Afrika die in Qatar onder zware omstandigheden in de bouw moesten werken voor het wereldkampioenschap voetbal in 2022. En ook in Nederland zelf wordt nog vaak misbruik gemaakt van arbeidsmigranten.

Groepsportret tijdens de uitbetaling op een plantage, fotograaf H. Ernst & Co, 1907. Collectie > Wereldmuseum Amsterdam

Eind negentiende, begin twintigste eeuw bestonden deze praktijken dus ook in Nederlands-Indië. Als contractarbeiders in opstand kwamen, werd dat meteen afgestraft, zonder enige vorm van proces. Daartoe kregen de planters de vrije hand in de zogenaamde koelieordonnantie van 1880. Die hield onder meer in dat een ondernemer zijn koelies naar eigen inzicht mocht straffen voor bijvoorbeeld luiheid, belediging of weglopen. Uit onderzoek blijkt dat over deze praktijken weinig informatie doorsijpelde naar Nederland. Maleisische kranten publiceerden er weleens over, maar plaatsten ook advertenties waarin ‘koelies’ als koopwaar werden aangeboden, tussen andere koopwaar in.

Wij Delimannen zwijgen liefst

In de tentoonstelling wordt een spotprent getoond die in 1902 was verschenen in de ‘Amsterdammer, Weekblad voor Nederland’ – voorloper van De Groene Amsterdammer – en die enige uitleg behoeft. De tekening toont twee mannen zittend op een veranda, uitkijkend op een tafereel waarbij een opzichter als slavendrijver met een zweep als slaven geketende mensen opdrijft. Op ketenen rond de nek staat het woord ‘contract’. Een van de mannen op de veranda is een zekere Cremer die tot de ander zegt ‘Ja, wij Delimannen … zwijgen liefst daarover’.

Spotprent ‘De Koelie-ordonnantiën’, in 1902 verschenen in de Amsterdammer, weekblad voor Nederland. Met rechtsonder een tekst (advertentie) over mensenhandel uit de Deli-Courant en de Sumatrapost. (klik op de prent voor een grotere weergave)

Wat was het geval? Jacob Theodoor Cremer was in 1871 van Nederland naar Deli op Sumatra vertrokken en werd enige tijd later directeur van de Deli-Maatschappij die zich toelegde op de teelt van tabak. Voor het werk werden duizenden ‘koelies’ uit China en Java gehaald. Cremer bemoeide zich ook met de Nederlandse politiek. De koelieordonnantie was in 1880 door de Tweede Kamer aangenomen. Cremer had hiervoor gelobbyd. Hij werd liberaal kamerlid (1884-1897 en 1901-1905) en minister van koloniën (1897-1901). In 1902 publiceerde de Nederlandse advocaat John van den Brand (1864-1921) een aanklacht over de wantoestanden op de plantages. Zijn geschrift De miljoenen uit Deli riep reacties op, zoals deze prent. Maar planters verweerden zich of kozen voor ontkenning. Cremer verdween uit de politiek en er gebeurde niets.

In de tentoonstelling wordt alleen de aanklacht door Van den Brand genoemd. Er wordt niet uitgelegd wie Cremer was en wat zijn relatie was met Deli en met de regering in Nederland, maar op internet is dat dus eenvoudig op te zoeken. Kwalijk is dat informatie destijds moedwillig is achtergehouden door politici ten gunste van de handel. Je kunt je voorstellen dat dit onrecht met contractarbeiders op de plantages de opkomende nationalistische gevoelens van de bevolking heeft aangewakkerd.

Als straf verscheept naar Suriname

De expositie besteedt aandacht aan subtiele vormen van verzet door de contractarbeiders, zoals volksverhalen en wajangspelen, zaken die de blanke overheersers niet zo gauw doorhadden. Echt in opstand komen, was niet mogelijk vanwege het geweld dat daarop volgde. Opstandelingen werden ook wel met honderden tegelijk als straf verscheept naar Suriname om daar op de plantages te gaan werken.

Blik in de tentoonstelling Verborgen Verbanden in het Van Abbemuseum. Foto > Max Kneefel

Het pamflet van Van den Brand had in Nederland een ommekeer teweeg moeten brengen, maar dat is dus uitgebleven. Sterker nog, in Amsterdam werden plannen gemaakt voor een koloniaal museum dat het volk een positief beeld moest verschaffen over Nederlands-Indië. In 1926 opende het Koloniaal Instituut zijn deuren. Later kwam daar het Tropenmuseum uit voort.

Bezoeker luistert naar het verhaal van Reggie Baay. Foto > Almicheal Fraay

Onderzoek naar banden tussen Van Abbe en de voormalige kolonie Nederlands-Indië loopt al jaren en is begonnen met de overdracht in 2018 van het Van Abbe familiearchief aan het museum. Met historische foto’s en verklarende teksten wordt in de expositie aandacht besteed aan het systeem van contractarbeid en het onrecht waarmee dat gepaard ging. We moeten het dan hebben van verklarende teksten en bronnen, want de foto’s laten weliswaar groepen arbeiders zien met altijd in het wit geklede opzichters in hun kielzog, maar de foto’s zijn nietszeggend. De sfeer oogt zelfs vredig. Dit zijn officiële foto’s en hoewel je nergens een lachend gezicht ziet, is er niets dat verwijst naar het onrecht wat de mensen is aangedaan. Het enige wat te denken geeft is het grote aantal moeders met baby’s en kleine kinderen. Meisjes en vrouwen waren daar natuurlijk extra kwetsbaar.

Elkaar nu vinden in het willen weten

In de tentoonstelling zijn ook video’s te zien van nabestaanden die hun verhaal doen. Mooi is dat nazaten van diverse partijen elkaar nu vinden in het willen weten van wat er is gebeurd en hoe dit allemaal mogelijk was. Nazaten (kleinkinderen) van contractarbeiders doen het woord, maar ook een nakomeling van een plantage-eigenaar en een nakomeling van Henri van Abbe. 

Historicus en schrijver Reggie Baay overhandigt een exemplaar van zijn boek aan Cis van Abbe, een nazaat van Henri van Abbe. Foto > Almicheal Fraay 

Ook historicus en schrijver Reggie Baay, auteur van het net verschenen boek De contractarbeiders van Deli. Een geschiedenis van onvrije arbeid, onrecht en verzet in Nederlands-Indië is een kleinzoon van contractarbeiders. Hij komt in de tentoonstelling veelvuldig aan het woord. Op de achterkant van zijn boek staat: ‘Hoe de slavernij onder een nieuwe naam werd voorgezet.’ Volgens Baay bleef het onmenselijke systeem in Deli, met medeweten van Nederlandse politici, tot aan de Tweede Wereldoorlog bestaan. Baay is ook een van de curatoren van de tentoonstelling. De andere curator is kunsthistorica Bibi de Vries. Beiden hebben Indische wortels en Baay baseerde zijn boek over Deli op het verhaal van zijn oma. Bibi de Vries had zelf al onderzoek gedaan en was betrokken bij ‘Wie zijn wij’, een project over Brabanders met koloniale roots. Onderzoeksresultaten deelt het Van Abbemuseum op het platform Koloniale Historie Brabant van Erfgoed Brabant.

Voor een museum als het Van Abbe is het best bijzonder om een tentoonstelling te maken met alleen oude fotografie en gefilmde interviews. Beeldende kunst kan juist door reflectie op een andere, meer expressieve manier de aandacht vestigen op een precair onderwerp. Maar dat gaat nog komen, belooft het museum. In het najaar gaat een kunstproject van start waarbij jonge makers mogen reageren op dit onderzoek. Als voorproefje is langs de trap alvast een muurschildering aangebracht van grafisch ontwerpster Gayle Tjong-Kim Sang.

Muurschildering langs de trap naar grafisch ontwerp door Gayle Tjong-Kim-Sang. Foto > Max Kneefel

‘Verborgen Verbanden’, tot 1 juni 2026 te zien in het Van Abbemuseum in Eindhoven.

Reggie Baay, De contractarbeiders van Deli. Een geschiedenis van onvrije arbeid, onrecht en verzet in Nederlands-Indië. Amsterdam: Atlas Contact 2024, 256 pp., ISBN 9789045047911, pb., € 22,99.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *