Antoon Kruysen, een Franse Brabander of een Brabantse Fransman?

Onlangs verscheen in opdracht van het Kruysenhuis in Oirschot een monografie over de kunstschilder Antoon Kruysen (1898-1977) die in Noord-Brabant opgroeide, maar een groot deel van zijn leven in Frankrijk woonde. Auteur is Jef de Jager. Hij verrichtte grondig onderzoek waarmee enkele fabuleuze uitspraken van de kunstenaar in twijfel worden getrokken.

door Irma van Bommel

Over zijn beweegredenen om een boek te maken over de schilder Antoon Kruysen zegt Jef de Jager (Mierlo-Hout 1949): “Als cultureel antropoloog heb ik vaak geschreven over volksgebruiken. Daarbij stuitte ik op Antoon Kruysens unieke begrafenissen, waarvan hij er meer dan honderd heeft gemaakt. Ik bedacht: wie schildert zoiets? Mijn fascinatie voor zijn persoon nam toe toen ik zijn bruiloften en religieuze taferelen ontdekte. Zelf afkomstig uit Brabant herkende ik zijn blik op de wereld. Al die volle landschappen: bijna kamertjes van natuur. De dorpsmarkten met schetsmatige mennekes en vrouwkes. Zijn oneerbiedige spotlust in combinatie met zijn devotie en preutsheid. Helemaal sterk was dat ook zijn levensverhaal behoorlijk Brabants bleek te zijn geweest…”

Antoon Kruysen, Het huwelijk, 1928 > Rob van Rijn Kunsthandel Galerie, Maastricht.

Kruysen woonde lange tijd in Frankrijk

Over Antoon Kruysen verscheen in 1991 al een uitgebreide, Franstalige catalogus bij een retrospectieve expositie van zijn werk in Musée de Chartres. Kruysen woonde lange tijd in Frankrijk, onder meer in Chartres waar ze hem eerder als Brabantse Fransman zullen hebben beschouwd dan als Franse Brabander, zoals de titel van het boek van De Jager aangeeft. Het Franse museum heeft een serie werken van hem in de collectie. En in 2015 verscheen een kleine catalogus met tekst van Peter Thoben, oud-directeur van voormalig Museum Kempenland, bij een expositie met werk van Antoon Kruysen in Museum Jan Heestershuis in Schijndel. Bij deze tentoonstelling was werk te zien van particulieren, Museum Kruysenhuis in Oirschot en het Peter van den Braken Centrum in Sterksel.

Stichting het Kruysenhuis richt zich op de kunstenaarsfamilie Kruysen, vader Jan, zoon Antoon en dochter Maria. Helaas beschikt de stichting niet meer over een eigen expositieruimte, maar ze is nog wel actief. De stichting en Jef de Jager besloten in 2023 een boek uit te brengen over Antoon Kruysen, ter ere van zijn honderd vijfentwintigste geboortedag. Het Peter van den Braken Centrum heeft aan deze publicatie bijgedragen als een laatste eerbetoon aan de kunstenaar waarvan het museum een groot aantal werken in de collectie had. Het Peter van den Braken Centrum sloot in 2020 tijdens de coronapandemie definitief zijn deuren. Het zou toch mooi zijn als Stichting het Kruysenhuis weer een vaste presentatieplek zou krijgen om het cultureel erfgoed van de schilderfamilie Kruysen levend te houden, in Oirschot, waar zowel Jan als Antoon Kruysen enige tijd hebben gewoond.

Het bestaan was armoedig, ze leden honger

Zoals gezegd waren er al diverse levensverhalen over Antoon Kruysen verschenen, maar de recente uitgave van De Jager geeft net wat meer informatie en een genuanceerder beeld van de kunstenaar. Bovendien is het heel toegankelijk geschreven. De Jager begint zijn boek met een schets van Antoons jeugd. Vader Jan Kruijsen (1874-1938) – hij schreef zijn naam met een lange ij – was schilder en Antoon en Maria (1899-1988) zouden in zijn voetspoor treden. Antoon was het oudste kind van een groot, katholiek gezin. Het bestaan was armoedig, ze leden honger. Toen Jan de huur van zijn huis niet kon opbrengen, werden ze op straat gezet. Het gezin kon zijn intrek nemen in de Oude Toren van Woensel. Daar kon op de begane grond niet worden geleefd vanwege onkruid en ongedierte. De eerste verdieping was achttien meter hoger.

Antoon Kruysen, De begrafenis (Nabij Oude Toren), ca. 1933. Privécollectie > Jan Geerts.

Rondom de toren was het kerkhof en vanuit de toren hadden de kinderen uitzicht op de vele begrafenissen. Ook van hun broertjes en zusjes die stierven aan ziekte of ondervoeding. In 1915 stierf de moeder in het kraambed van het zestiende kind. Jan besloot met de twee oudste kinderen, Antoon en Maria, naar het schildersdorp Heeze te verhuizen. Voor de andere kinderen werd opvang gezocht in kloosters en andere katholieke instellingen. Later in zijn leven beweerde Antoon dat hij enige tijd bij de Karmelieten in Oss had gewoond, een onderwijzersdiploma had gehaald en naar de kunstacademie in Rotterdam is gegaan. De Jager heeft daar echter geen bewijzen van kunnen vinden.

Antoon Kruysen, ‘Luministische’ boerderij in Brabant, 1919 > Venduehuis der Notarissen.

Antoon leerde schilderen van zijn vader Jan. In Heeze zijn beiden ongetwijfeld beïnvloed door de schilders uit Den Haag en Amsterdam die Heeze als schildersdorp hadden ontdekt. Toch zullen ze weinig contact hebben gehad met de stadse schilders, vermoedt De Jager. Antoon begon al gauw te experimenteren met kleurgebruik. Hij maakte enkele kleurrijke, luministische werken. De vraag is waar hij het werk van modernistische schilders zoals Jan Sluijters heeft gezien. Toch niet in Heeze, zoals De Jager suggereert, want Jan Sluijters experimenteerde daar in 1909 met het luminisme en Antoon arriveerde pas in 1915 in dit schildersdorp. In Heeze schilderde Antoon landschappen en boerderijen en een enkele keer een zelfportret.

Zijn vrouw noemde hem preuts

Via zijn zus Maria maakte Antoon kennis met Willy van Berkel en al gauw trouwden ze. Zij kwam uit een welgestelde familie en via haar netwerk konden ze reizen. Ze gingen naar Genève, met zoon Pimmy die inmiddels was geboren. Daar kon Antoon op de kunstacademie naar naaktmodellen schilderen, maar dat lag hem niet. Zijn vrouw noemde hem preuts. Maar gezien zijn ervaringen in Brabant met grote katholieke gezinnen, zal hij de vrouw eerder als eeuwige moeder hebben gezien. Of als heilige Maria, maar niet als iemand die je kon beminnen. Liever schilderde hij landschappen en typen en portretten. Ze verhuisden naar Parijs, waar hij in contact kwam met modernistische schilders en met galeriehouders. Ontmoetingen vonden vaak plaats in de kroeg, met drank binnen handbereik. De stemming begon telkens joviaal, Antoon bleek een goede entertainer die graag verhalen vertelde of piano speelde.

De illegale slacht, 1944, voorheen collectie > Peter van den Braken Centrum.

In zijn jeugdjaren toen hij in de Oude Toren woonde stond daar een orgel waar hij op had leren spelen en later kreeg hij pianoles van de paters Augustijnen in Eindhoven. Maar als Antoon teveel drank op had, begon hij mensen te beledigen en sloeg de sfeer om. Hij hield niet van poeha. Van invloedrijke mensen, mensen met geld dus, die dachten iets van kunst te weten, moest hij niets hebben. Liever vereenzelvigde hij zich met de outcasts van de samenleving, zwervers, zigeuners, dronkaards. Daarom schilderde hij hen ook graag, niet in de vorm van portretten maar als typen.

Het werk van Kruysen werd gewaardeerd. Er werden regelmatig tentoonstellingen voor hem georganiseerd en zijn schilderijen hingen op tentoonstellingen in Parijs naast die van Picasso en Chagall. Mecenassen wierpen zich op en boden hulp bij huisvesting. Maar zodra overmatig drankgebruik ontaardde in het beledigen van zijn weldoeners was het gezin weer genoodzaakt te verhuizen. Op den duur zochten ze hun heil buiten Parijs.

Traumatische om als kind begrafenissen gade te slaan

Opvallend is dat hij telkens van stijl wisselde, afhankelijk van het onderwerp. Hij kon goed gelijkende portretten maken, maar ook schetsmatige karikaturen. Schetsmatige figuurtjes schilderde hij ook in dorpsgezichten en bij uitstek in zijn begrafenis- en trouwstoeten. Die begrafenisstoeten werden een obsessie. Het moet traumatisch geweest zijn om als kind begrafenissen gade te slaan vanuit de toren, ook van eigen broertjes en zusjes en van zijn moeder. In 1928 sloeg het noodlot nogmaals toe toen ook zijn eigen zoontje door ziekte overleed.

Antoon Kruysen, Bruidsstoet (Ontmoeting voor de kerk), ca. 1934 > Privécollectie.

De Jager ziet de begrafenisstoeten en trouwstoeten als twee onderwerpen, maar misschien moeten we ze in relatie tot elkaar zien, temeer omdat ze zoveel op elkaar lijken. Dezelfde mannen in zwarte pakken met een hoge zwarte hoed, dezelfde treurige sfeer. Bij de trouwfeesten liggen dronken mannen laveloos op de grond. Wat valt er te vieren? Na het voorbeeld van zijn ouders leek Antoon zich heilig voorgenomen te hebben geen kinderen op de wereld te zetten. De zwangerschap van Willy had hem overvallen. Zijn allegorische voorstellingen van de bruiloft en de begrafenis verwijzen ongetwijfeld naar de twee zekerheden in het leven: geboren worden en dood gaan. De cyclus van het leven.

Antoon Kruysen, Brabantse boer, 1971 > Privécollectie Frankrijk.

Willy wilde graag nog een kind en in 1933 werd Bernard geboren, maar het huwelijk hield geen stand. Vrij snel na de scheiding ontmoette Kruysen zijn tweede vrouw, Louck Donné, met wie hij weldra trouwde. Hoewel zij tien jaar jonger was dan hij, wist zij hem in het gareel te houden. Vanwege de teruglopende verkoop van werk in de crisisjaren reisden ze in 1936 naar Nederland, waar ze tot 1947 op verschillende plekken woonden, vooral in Noord-Brabant en Limburg. In Nederland ziet hij voor het eerst zijn vader weer en zijn zoon Bernard.

Hij kreeg veel steun van kunstcritici

Ook in Nederland kan hij regelmatig zijn werk exposeren. Daarbij kreeg hij veel steun van kunstcritici Jan Engelman, Cor de Groot en Gerard Knuvelder. Als Edy de Wilde na de Tweede Wereldoorlog aantreedt als directeur van het Van Abbemuseum stelt hij een tentoonstelling samen met werk van toonaangevende kunstenaars uit Parijs. Een op voorspraak van Knuvelder en ook door hem georganiseerde expositie met werk van Antoon Kruysen werd op het laatste moment door De Wilde afgezegd. De Wilde bleef hem zien als Brabants kunstenaar en niet als modernist.

Antoon Kruysen, Portrait de l’ami Gaston de Lévis-Mirepoix, 1967. Collectie > Lévis-Mirepoix.

Het leek Kruysen niet te deren, maar voor hem en zijn vrouw was het wel aanleiding om terug te keren naar Frankrijk. Daar streken zij na omzwervingen uiteindelijk neer in Chartres. Hoewel zijn werk invloeden vertoont van vooral Chagall, Chaïm Soutine en James Ensor, noemde Kruysen zelf Manet, Renoir, Gauguin, Cézanne, Picasso en Braque als zijn favorieten. In Chartres wierp Gaston de Lévis-Mirepoix zich op als mecenas. Het museum van Chartres kocht een aantal werken en ook Leo Pisa van het Peter van den Braken Centrum steunde hem door vele werken te kopen.

Antoon Kruysen in zijn tentoonstelling in Kunstzaal Mariënburg in Arnhem in 1941, naast een recent zelfportret.

Uit het boek van Jef de Jager duikt een beeld op van een gewaardeerd kunstenaar, in Frankrijk nog meer dan in Nederland. Antoon Kruysen was echter een gekwelde ziel die zijn weldoeners vaak tegen zich in het harnas joeg. Als hij wat tactischer was geweest, had hij ongetwijfeld meer van het leven kunnen genieten.

Jef de Jager, Antoon Kruysen (1898-1977). Een Franse Brabander. Woudrichem: Pictures Publishers 2023, 152 pp., ISBN 978-94-92576-67-5, hb., € 19,95.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *