Ko de Laat (1969-2024), een stadsdichter apart

(foto)column door Joep Eijkens

‘He was a most peculiar man’, zongen Simon & Garfunkel in 1966. En hoewel het om een heel ander, triest verhaal ging, kwam het melancholiek klinkend liedje opeens in mijn hoofd toen ik in de Tilburgse editie van het Brabants Dagblad las dat Ko de Laat is overleden. Frank van Pamelen wijdde er zijn zaterdagse column aan. Een mooi In Memoriam met als kop ‘Ko de Laat: Stadsdichter voor het leven. En nog eeuwig daarna’.

Ko was een opvallende persoonlijkheid. Jarenlang kon je hem op straat tegenkomen, altijd te voet, rondkijkend, vaak met een ernstige blik, soms met een glimlach. Hij was misschien wel Tilburgs enige nog levende flaneur. Wat hij onderweg meemaakte, wie hij tegenkwam, flarden van afgeluisterde gesprekken en nog veel meer, dat alles verwerkte hij in korte verhaaltjes en gedichten. Hij schreef ook liedteksten, onder meer voor de Tilburgse Revue, maar ook voor landelijk bekende zangers (m/v) en cabaretiers. En hij recenseerde amateur toneelvoorstellingen. Ook zijn langdurig ziekenhuisverblijf vormde een dankbare bron van inspiratie.

Erestadsdichter

In zekere zin was Ko de Laat Tilburgs enige stadsdichter. Niet dat hij die functie ooit officieel bekleed heeft. Nee, die eer viel anderen ten deel, onder wie wat mij betreft ook minder interessante poëten. Ik hoor Ko nog klagen als hij weer eens buiten de boot gevallen was bij de benoeming van een nieuwe stadsdichter. Maar uit de column van Van Pamelen, zelf stadsdichter van 2007 tot 2009, maak ik op dat hij er gelukkig op den duur niet meer mee zat.

Dat er nu, kort na zijn overlijden, actie wordt ondernomen om Ko de Laat postuum tot ‘erestadsdichter’ te benoemen, past wel bij zijn wonderlijke leven en werken. Zou hij er smakelijk om moeten lachen, daar ergens in het hiernamaals? Of zou het hem toch stiekem strelen? Het ene sluit het andere niet uit.

Eurozoeker

In de loop van de jaren heb ik Ko een paar keer gefotografeerd. Eén van de foto’s maakte ik in 2014 op een ochtend op de Tilburgse kermis, toen alle attracties nog gesloten waren. Vóór me liep een lange man die regelmatig met een stokje onder de dekzeilen pookte en soms een muntstuk opraapte. Het bleek Ko de Laat te zijn. Hij was overigens niet de enige eurozoeker en ik moest me vooral niet teveel voorstellen van de opbrengst. Hij had er eigenlijk weinig over te melden. En hij liep weer verder, een bijzondere, ja merkwaardige mens.

Ko de Laat als ‘kwartjesraper’. Bekijk het Dagboek van een kwartjesraper 2018 > deel 1 en deel 2

Reacties (1)

  1. Cees van Raak schreef:

    Laat (Laat: ja) ik vooropstellen dat Ko de Laat een opmerkelijke verschijning was in het kleine Tilburgse literaire universum. Een donderstraal. Een prima donderstraal. Uniek en ietwat onbeholpen. Maar dat donderde niet: hij had er zin in! Altijd! Echter, ik heb nooit goed met hem kunnen opschieten. Koud. Zo vaak hem ontmoet bij optredens (en zo vaak hem hiervoor ook uitgenodigd), maar contact met mij, ho maar. Stug, zo kwam hij over. Emotionele onhandigheid. laten we het daar maar bij houden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *