Balans tussen ernst en lichtvoetigheid in Westkunst en de modellen van Schütte

Al voor zijn afstuderen in 1981 trok Thomas Schütte de aandacht van tentoonstellingsmakers en galeries die het veelzijdig talent herkenden dat hem wereldwijde erkenning heeft opgeleverd. Als veelzijdig kunstenaar en maker van architectonische modellen zoals nu te zien in ‘Westkunst 1:1’ in De Pont. Drie modellen zijn uitgevoerd op ‘ware grootte’ zoals ze bedoeld waren voor de tentoonstelling ‘Westkunst’ in 1981 in Keulen. Ze vormen een fraai geheel met zijn kleinere architectuurmodellen.

door Pieter Siebers

Het Tilburgse museum toonde werk van Thomas Schütte (1954) al in de jaren negentig toen hij ook in Amerika al de furore maakte. Dat leverde hem later tentoonstellingen in vooraanstaande musea zou op, deelname aan meerdere afleveringen van de Documenta in Kassel en aan de Biënnale van Venetië. Daar ontving hij in 2005 de Gouden Leeuw als beste kunstenaar. Op veilingen wordt voor zijn werk miljoenen euro’s betaald, geld dat Schütte vooral steekt in ‘Werkstätte’, waar hij met zijn medewerkers verder werkt aan zijn enorme oeuvre.

Thomas Schütte, Großer Respekt uit 1994, collectie > De Pont Museum, Tilburg. c/o Pictoright Amsterdam, 2023. Foto > Peter Cox

Het begin van die ontwikkeling ligt in 1980, toen Schütte laatstejaars was aan de kunstacademie van Düsseldorf, een eeuwenoude instelling waar in de jaren zestig en zeventig een debat woedde over conceptuele en minimalistische kunst. In die stromingen was het idee vaak belangrijker dan de uitvoering, waarmee de ambachtelijke aspecten van het kunstenaarschap naar de achtergrond verdwenen.

Westkunst werd een tentoonstelling van formaat

Het was in die tijd dat Schütte van de vermaarde kunstcurator Kasper König de vraag kreeg om een bijdrage te leveren aan ‘Westkunst – zeitgenössische Kunst seit 1939’. Dat beloofde in meerdere opzichten een tentoonstelling van formaat te worden, met een overzicht van de Westerse moderne kunst, sinds 1939. Aan de hand van twaalf thema’s zou er werk te zien van meer dan tweehonderd kunstenaars, waaronder grootheden als Picasso en Hopper. De leidende gedachte was dat de vooroorlogse moderniteit niet aan belang en actualiteit had ingeboet en dat kenmerken als ‘vrijheid’ ook terug te vinden waren in de dan hedendaagse kunst.

Het concept was even ambitieus als grootschalig. Plaats van handeling waren de immense beursgebouwen van Keulen en er was een kleine drie miljoen euro beschikbaar. Thomas Schütte werd door samensteller König gevraagd een bijdrage te leveren voor de afdeling ‘Heute’ die de periode vanaf pakweg 1970 zou omvatten. Eind 1980 leverde Schütte het ‘Vorläufiges Programm für Köln ’81 (Westkunst)’ in, met daarin een serie schetsen voor drie modellen – de drie die nu in de Pont op ‘ware grootte’ te zien zijn. Schütte had ook de titels al paraat voor de meer dan manshoge constructies: SchiffKiste en Bühne, in samenhang bedoeld als een soort reflectie op de tentoonstelling.

Zaaloverzicht Westkunstmodelle 1:1. Van links naar rechts: Kiste, Bühne en Schiff, Foto > Antoine van Kaam

Echter, intussen waren de kosten voor de tentoonstelling dermate opgelopen dat er voor de afdeling ‘Heute’ nauwelijks nog geld beschikbaar was. Dat probleem werd opgelost door galeries te betrekken bij het concept, wat in het geval van Schütte inhield dat zijn inbreng georganiseerd zou worden door galerie Schöttle uit München, waar hij begin 1980 zijn eerste solotentoonstelling had gehad.

De verhouding tussen de mens en de kunst

Die veranderde aanpak leverde de organisatie indertijd forse kritiek op: hoe kon het bestaan dat commerciële partijen een rol konden spelen in een tentoonstelling met dergelijke conceptuele en historische pretenties? En dan waren er ook nog praktische gevolgen van die andere opzet van ‘Heute’. Zo zouden Schüttes schetsen op een kleiner (goedkoper) formaat uitgevoerd worden. Dat had een nogal ingrijpend effect: het oorspronkelijke idee kon niet uit de verf komen. Wat Kasper König voor ogen stond was dat Schüttes bijdrage op een of andere manier betrekking zouden hebben op de tentoonstelling, op Westkunst zelf. Die insteek bracht Schütte ertoe – zo blijkt uit artikelen en commentaren uit die tijd – om de verhouding tussen de mens (de beschouwer, natuur) en de kunst (het product, de cultuur) aan de orde te stellen.

Zaaloverzicht met links de trap van Schiff en rechts Bühne. Foto > Antoine van Kaam

In De Pont wordt duidelijk wat Schütte voor ogen stond op Westkunst, nu de schetsen voor het eerst zijn uitgevoerd op de voorziene schaal. Daardoor kan de beschouwer van nu zich een voorstelling maken van hoe de toeschouwer van toen, staande op de trappen van het Schiff een overzicht zou hebben gekregen van de immense tentoonstelling. Van dat nogal complexe geheel waarbinnen honderden kunstwerken te zien waren in soms ongedachte combinaties. Ter decoratie – iets dat in de conceptuele tijd weinig op prijs werd gesteld – zijn kleurige banen aangebracht (Blaue Girlande und Kollektion – 8 Muster, 8 Farben) die het inzicht dat de beschouwer bovenop die scheepsboeg opdoet een welhaast feeërieke status verlenen.

© Thomas Schütte c/o Pictoright Amsterdam 2023 > Schiff, 2023. Foto > Antoine van Kaam
Uitzicht vanaf de boeg van Schiff. Foto > Hans Lodewijkx

Hoezeer de mens een rol speelt in het werk van Schütte blijkt uit Kiste. Een groot formaat kist, waarvan een smalle zijde gekanteld rust op drie zuilen. Wie zich ‘daaronder’ begeeft, wordt zich onmiddellijk bewust van de afzondering, van – indertijd in Westkunst – het zich juist afwenden van al die moderniteit. Schütte associeerde met een grafkist of sarcofaag, wat misschien iets zei over hoe de kunstenaar over sommige werken uit de moderne traditie dacht. Met conceptuele kunst bijvoorbeeld, waarbij de uitvoering ondergeschikt is aan de idee, had Schütte niets op. Misschien dat hij er daarom wel een (minder feestelijke) banier op plaatste met de tekst ‘Pro Status Quo’. Liever bestendiging (van artistieke tradities, van ambachtelijkheid) dan vernieuwing.

© Thomas Schütte c/o Pictoright Amsterdam 2023 > Kiste, 2023. Foto > Antoine van Kaam

Het is een idee voor iets wat nog niet bestaat

Thomas Schütte groeide op in een periode waarin conceptuele kunst en minimalisme de toon hadden gezet in de kunstwereld. Figuratie, traditie en ambachtelijkheid deden er minder toe, althans in het artistiek discours, en ook in de musea was daar weinig aandacht voor. De schaalmodellen voor Westkunst zetten Schütte op een spoor dat hem wellicht duurzaam een uitweg bood uit die tegenstelling. In een toelichting van De Pont lezen we dat een model namelijk alles ineen is. ‘Het is een idee voor iets wat nog niet bestaat, maar ook een concreet en tastbaar beeld. Bovendien is het model een vorm die iedereen begrijpt, al is het maar van de speelblokken of Lego uit je kindertijd.’

De drie ontwerpen voor Westkunst zijn in De Pont samengebracht met tientallen schaalmodellen in de voormalige wolhokken van het museum. Stuk voor stuk getuigen die van Schüttes enorme veelzijdigheid, zijn speelse geest, zijn toewijding en aandacht voor materialen, constructie en ambacht. Opgemerkt moet overigens worden dat die kwaliteiten behouden zijn in de drie Westkunst-werken. Ondanks de grootte boeten die niet in aan zeggingskracht of charme, een euvel dat bij schaalvergroting wel eens de kop wil opsteken.

Je zou het een bezwaar kunnen noemen dat de schaal en complexiteit van Westkunst uit 1981 in De Pont ontbreken, waardoor het oorspronkelijke concept maar ten dele invoelbaar is. Er is geen overzicht op Schiff over honderden kunstwerken in voor de gelegenheid omgebouwde markthallen in Keulen en evenmin is er in De Pont enige noodzaak om de beschutting van Kiste op te zoeken, overdonderd door de veelheid dan wel door de theoretische zwaarte van hetWestkunst-concept.

Sterfelijkheid is zeker een van de thema’s

De modellen zijn op te vatten als visuele architectonische of sculpturale voorstellen, ook wel denkmodellen genoemd. Embryonale ontwerpen, voor een museum, voor een huis voor terroristen, voor eenpersoons huizen, voor een grafmonument. Ze zijn vrijwel nooit ‘af’ en hebben allerminst het dwingende karakter dat maquettes van architecten of projectontwikkelaars kunnen hebben.

© Thomas Schütte c/o Pictoright Amsterdam 2023 > One Man Houses, 2003. Foto > Antoine van Kaam
© Thomas Schütte c/o Pictoright Amsterdam 2023 > Ferienhaus für Terroristen (1:20), 2007. Foto > Antoine van Kaam

Als er thema’s zijn, dan is sterfelijkheid er zeker een van. In 1981 ontwierp Schütte niet alleen Kiste, maar ook Mein Grab. Hij was toen zesentwintig en was zo vrij zijn eigen sterfdatum (1996) alvast aan te brengen. Het rode gebouwtje met puntdak, op een zwarte sokkel, lijkt minder op een formeel graf dan op een speelgoedhuis, ontsproten aan kinderlijke fantasie.

© Thomas Schütte c/o Pictoright Amsterdam 2023 > Mein Grab, 1981. Foto > Antoine van Kaam

Vergankelijkheid speelt ook een rol in zijn Modell für ein Museum (ook uit 1981). Op het eerste gezicht is dat een klassiek monument dat bekroond wordt door een hoge toren. Bij nadere beschouwing blijkt die hoge top meer te lijken op de schoorstenen van grote ovens dan wat anders. Het museum, zo lijkt de boodschap, draagt eerder bij aan de teloorgang van een kunstwerk dan aan de verering ervan.

© Thomas Schütte c/o Pictoright Amsterdam 2023 > Modell für ein Museum (1:10), 2007. Foto > Antoine van Kaam

Daadwerkelijk uitgevoerd

Latere modellen zijn wat minder somber van aard en sommige zijn dan ook daadwerkelijk uitgevoerd, zoals het goeddeels uit glas bestaande Model for a Hotel (of Hotel for the Birds) dat Schütte in 2007 maakte voor de ‘Fourth Plinth’, een vier meter hoge sokkel op Trafalgar Square in Londen waarop kunstenaars die daarvoor worden gevraagd tijdelijk een werk kunnen laten zien.

Een meer definitieve status kreeg de Skulpturenhalle, een ontwerp dat is gebaseerd op een luciferdoosje en een stukje chips (niet het kleine siliciumplaatje, maar het gebakken, gekromde aardappelschijfje). In 2016 is dat gebouw, met een dak dat steunt op een slechts een enkele pilaar en verder wordt gedragen door de houten buitenmuur, geopend in Neuss als onderdeel van museumpark Insel Hombroich. Het wordt omschreven als het ‘meest ambitieuze gebouw’ dat op basis van een van Schüttes modellen werd gerealiseerd.

Boven: Skulpturenhalle op het terrein van museumpark Insel Hombroich. Daaronder: de dragende pilaar van de hal, werkelijke situatie; de tentoonstellingshal met dragende pilaar, detail model. Onder: model Skulpturenhalle & Erweiterungsbau III. Foto’s respectievelijk > Wikipedia; Thomas Schütte Stiftung; Hans Lodewijkx; Antoine van Kaam

Dat gebouw zag ik dit voorjaar en het heeft vrijwel dezelfde kwaliteit als het model, door de aandacht voor materialen, constructie, kleuren en ook het maakproces zelf. Het is een bezoek ten zeerste waard, net zoals deze tentoonstelling in De Pont dat is. Lichtvoetigheid en ernst zijn in Schüttes werk met elkaar in balans, een zeldzaam grote verdienste.

Thomas Schütte, Westkunstmodelle 1:1, tot en met 28 januari 2024 in Museum De Pont, Tilburg.

Ook tot en met 28 januari in De Pont:
‘2011 ≠ 1848’: Vijf panoramische foto’s en een grootschalig videowerk van multidisciplinair kunstenaar Stan Douglas in de nieuwe vleugel van het museum.

depont.nl

thomas-schuette.de

© Brabant Cultureel 2023

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *