November Music: Laatste Woorden van Jan Rot op muziek van Aart Strootman

November Music opent dit jaar met een Requiem van Aart Strootman op tekst van de onlangs overleden Jan Rot, singer-songwriter, tekstdichter en veelgeroemd vertaler en hertaler. Strootman, onder meer docent aan het Conservatorium te Tilburg waar hij ook zelf is opgeleid, heeft voor dit Requiem eigenhandig nieuwe instrumenten bedacht en gebouwd.

door Camiel Hamans

“Ik zou niet zijn, wie ik nu ben zonder November Music”, sluit Aart Strootman (1987) het gesprek af. “Zoals ik vanaf mijn bachelor in 2008 ben gegroeid, zo is het festival dat ook. Bert Palinckx en zijn mensen hebben me vanaf mijn eindexamen gevolgd en me op sleeptouw durven nemen. Vijftien jaar geleden heb ik voor het eerst meegewerkt aan het festival. In de jaren daarna heeft November Music mij aan beurzen geholpen, kleine opdrachten verstrekt, me uitgenodigd met studenten concerten te verzorgen en is in feite via mij een alliantie met het Tilburgse Conservatorium aangegaan.”

Keuze voor bijzondere instrumenten was geen probleem

“Ik gun iedere componist zo’n niet aflatende support. En dit jaar is helemaal bijzonder. Mij is de opdracht gegund om het jaarlijkse Bosch Requiem te schrijven. En opnieuw voelde ik mij alleen maar gesteund. Mijn voorstel om Jan Rot voor de tekst te vragen, werd meteen omarmd, ook al was zijn naam niet erg voor de hand liggend in de niche van de nieuwe muziek. Ook mijn keuze voor bijzondere instrumenten was geen enkel probleem. Mijn wens om het Requiem vaak te laten horen, leverde evenmin bezwaren op. Normaal eisen opdrachtgevers exclusiviteit. November Music is genereus. Na de première op Allerheiligen in ’s-Hertogenbosch spelen we het stuk nog vier keer elders in het land. Daaruit blijkt het grote vertrouwen van November Music.”

Aart Strootman noemt zichzelf gitarist, componist, instrumentmaker en docent. Die laatste kwaliteit blijkt meteen bij binnenkomst in zijn studio, of misschien beter atelier. Strootman begeleidt met laptop op schoot en headset op het hoofd een compositiestudent die zich ergens op afstand in het land bevindt. “Mag ik dit even afronden”, vraagt hij. Tijd om rond te kijken. Er hangt inderdaad een elektrische gitaar aan de wand, er staan stellages met buisklokken, maar daarachter staat een enorm apparaat, een lasersnijder. Daartegenover een deur die naar een houtbewerkershok leidt, zoals Aart later vertelt. Een andere deur geeft toegang tot iets wat een kast lijkt, maar een kleine opnamestudio blijkt. Aart Strootman is van alle markten thuis en is desgewenst zelfvoorzienend als musicus.

Aart Strootman: “Mijn voorstel om Jan Rot voor de tekst te vragen, werd meteen omarmd, ook al was zijn naam niet erg voor de hand liggend in de niche van de nieuwe muziek.” Foto > Dries Alkemade

“Op mijn zeventiende trok ik van Oud-Beijerland op de Zuid-Hollandse eilanden naar Tilburg, omdat ik bij de nestor van de Nederlandse gitaardocenten Hein Sanderink wilde studeren.” In Tilburg rondde hij zijn gitaarstudies cum laude af, maar dat was niet voldoende om zijn belangstelling te bevredigen. Hij volgde tijdens zijn gitaaropleiding en ook daarna nog in Tilburg een master muziektheorie en aan de Universiteit van Utrecht een master muziekwetenschap. Nadat hij in Tilburg was afgestudeerd, vroeg de directie hem te blijven als docent. Dat is hij nog steeds. Hij leidt FC Jongbloed – FC voor Fontys Conservatorium, de oude naam van het instituut, en ‘jong bloed’ voor de studenten die onder Strootmans leiding hedendaagse muziek uitvoeren. Met regelmaat ook tijdens November Music. Daarnaast doceert hij het onderdeel analyse nieuwe muziek, maar vooral voelt hij zich ambassadeur nieuwe muziek in Tilburg. Naast zijn kleine aanstelling in Tilburg, is Aart Strootman voor meerdere dagen per week verbonden aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, waar hij componisten en sonologen onderricht in muziektheorie. “In Den Haag geef ik analyse ten behoeve van het creatieve proces van componisten, terwijl ik dat in Tilburg voor uitvoerenden doe.”

Aart Strootman voor zijn zelfgebouwde marimba van 60 tonen in het octaaf. Deze zeven-en-een-halve-meter-lange marimba is gebruikt voor de uitvoering van zijn compositie W.A.L.L. Foto > Dries Alkemade

Een gitaar is niets anders dan een trillende snaar 

“Ik voel geen scheidslijn tussen het uitvoerend kunstenaarschap, zoals dat van de gitarist, en het scheppende van de componist, want als gitarist zoek ik de grenzen op. Dat bracht me tot het bouwen van instrumenten. Als componist schrijf je bijvoorbeeld geluiden die je niet uit een gewone elektrische gitaar krijgt. Ik ben dus gaan experimenteren en heb de elektrische gitaar gemodificeerd. Zo’n gitaar is eigenlijk niets anders dan wat schroeven, bouten en snaren. Die kun je vervangen door andere bouten en moeren of je kunt er meer snaren opzetten of meer fretten. Dat zijn de horizontale strepen die op de hals van een gitaar zitten. In feite is een gitaar niets anders dan een trillende snaar. Daar kun je als gitarist tevreden mee zijn, maar je kunt je ook de vraag stellen wat doet die snaar, wat wil ik dat die moet doen en wat gebeurt er met het instrument als ik er een extra snaar opzet, of zelfs een paar meer. Het voelde alsof ik in een speeltuin was en alle mogelijkheden van de apparaten daar mocht uitproberen.”

Mijn ideaal is niet de virtuositeit van de uitvoerder, maar het exploreren van de mogelijkheden van het instrument.

“Bij repetities wordt het nog spannender. Wat gebeurt er als je met zo’n gemodificeerd instrument gaat werken? Mijn ideaal is niet de virtuositeit van de uitvoerder, maar het exploreren van de mogelijkheden van het instrument. De partituur is niet de Heilige Graal, maar de aanzet tot een ontmoeting, zowel tijdens repetities als bij een concert. Tussen de uitvoerenden, maar ook met het publiek. Het gebeurt vaak dat als ik met zo’n nieuw instrument kom, mensen na afloop komen vragen ‘wat is dit?’. Ze willen het bekijken en begrijpen. Bij nieuwe instrumenten ligt de drempel laag. Het is heel iets anders dan een cello van een half miljoen.”

Lang zitten rekenen om het gewenste geluid te krijgen

“Bij het Requiem dacht ik aan de metaalklank van een carillon. Om die te krijgen ben ik met buisklokken gaan experimenteren.” Buisklokken zijn een melodie-instrument dat door slagwerkers wordt bespeeld. Het bestaat uit holle metalen buizen die in een rek hangen en samen een octaaf vormen. “Ik heb een eigen type buisklok ontwikkeld, liggende buizen, kleiner dan normaal. Die niet met elkaar mee mogen trillen, maar elkaar juist versterken, waardoor ze luider klinken. De buizen versterken elkaars boventonen. Ik heb lang zitten rekenen wat de lengte, de diameter en de dikte van de verschillende buizen moest zijn om het door mij gewenste geluid te krijgen.”

Een buisklok of tubular bells. Bewerkte foto > Wikipedia

“Het resultaat zijn zeer complexe, bijna elektronische geluiden. Ik vind het fascinerend hoe je met akoestische instrumenten zo’n effect kunt bereiken. Mijn manier van werken beperkt jammer genoeg de uitvoeringsmogelijkheden. Je kunt niet zomaar een partituur naar het buitenland sturen. Er moet ook een werktekening en beschrijving van de instrumenten worden meegezonden. Maar met 3D-priners en lasersnijders kunnen anderen zelf ook de instrumenten maken.”

“Het Requiem is een stuk voor vier slagwerkers, cello octet, elektrische gitaar, basgitaar, alt en mezzosopraan. Het is een homogeen ensemble dat ik symmetrisch in twee volstrekt gelijke groepen heb verdeeld. Jan Rot, die de tekst nog net voor zijn overlijden klaar had, wilde dat de woorden verstaanbaar zouden zijn, want het is Nederlands dat hij schrijft. Ik zelf hecht er ook zeer aan dat de luisteraars kunnen verstaan wat er wordt gezongen. Ik heb dus goed moeten nadenken over de bezetting van de stemmen. Een man leek me niet goed, want dan zou het publiek in hem misschien de reïncarnatie van Jan Rot zien. Omdat ik twee tegenover elkaar staande groepen in het ensemble wilde, werden het dus twee vrouwen, maar die per se vibratoloos moeten kunnen zingen.”

Jan Rot wilde dat de woorden verstaanbaar zouden zijn. Ik hecht er ook zeer aan dat de luisteraars kunnen verstaan wat er wordt gezongen. Ik heb dus goed moeten nadenken over de bezetting van de stemmen.

“Ik kwam uit bij Rianne Wilbers uit Helmond”, die te boek staat als sopraan, maar zichzelf liever stemkunstenaar noemt, “en bij Fanny Alofs”, die op affiches vaak een contralto wordt genoemd, de laagste vrouwenstem, maar die zichzelf in eerste instantie als performer ziet. De beide zangeressen kennen elkaar goed, vanwege hun medewerking aan het Muziektheatergezelschap Silbersee dat dit jaar ook tijdens November Music is te horen. “Hun register zit dat van de celli en het slagwerk niet in de weg. Hun spel ligt in het lage, de stemmen liggen er als het ware bovenop. Ik ken iedereen in het ensemble en dat vergemakkelijkte het compositieproces. Het is heel fijn te weten voor wie je schrijft.”

Ik kreeg binnen drie minuten een ja

“Jan Rot kende ik vagelijk. Met lood in de schoenen heb ik hem benaderd. Jan wist dat hij niet lang meer te leven had en ik wist dat ook. Het kostte me veel moeite de email aan Jan te schrijven. Ik zou het begrepen hebben, als hij nee had gezegd, maar ik kreeg binnen drie minuten een ja. Maar onder de voorwaarde dat hij er pas aan beginnen zou, als er geen uitzicht meer was. Een tijdlang hoorde ik niets en ik dacht daarom dat er niets meer zou komen. Maar ineens lag daar een negendelige tekst, zelfs met een inleiding voor het programmaboekje erbij. Ik heb de tekst een tijdje laten liggen en heb me vervolgens afgevraagd: hoe kan ik in de geest van een liedjesschrijver zoals Jan muziek schrijven. Ik ben zelf gaan zitten met mijn gitaar en gekeken wat er kwam. Daarvan is weinig overgebleven. Het werd een behoorlijke legpuzzel. Maar ik denk dat ik eruit gekomen ben.”

Als jij dit hoort, ben ik al dood
Maar hoor het koor door jouw oor
Wij horen dit samen

Als jij mij ziet met ogen dicht
Zie ik het licht door jouw gezicht
Wij zien dit samen

beschouw mij als op wereldreis
Zo’n zeven jaar op zee
Er kan mij niets gebeuren
Maar levenstekens, nee

Eerste strofen Laatste Woorden van Jan Rot

“Het voelt als een enorme eer dat ik dit Bosch Requiem 2023 heb mogen schrijven. Vanwege het vertrouwen dat November Music in mij blijkt te hebben, maar nog meer omdat het Jan Rots laatste woorden zijn. Vandaar ook de titel Laatste Woorden.”

Ik zou niet zijn, wie ik nu ben zonder November Music

Aart Strootman / Jan Rot / Cello Octet Amsterdam: Laatste Woorden, Bosch Requiem 2023. Première op 1 November 2023 van 20.30 tot 21.30 uur in het Jheronimus Bosch Art Center, ‘s-Hertogenbosch. Concert in het kader van November Music.

novembermusic.net/programma/aart-strootman-jan-rot

aartstrootman.com

Aart Strootman bouwt zijn marimba voor W.A.L.L.
Aart Strootman over het componeren van Shambling Emerge – after after party

© Brabant Cultureel 2023

Reacties (1)

  1. Paul schreef:

    Titel: “Bosch Requiem: Strootman’s Technische Carrousel in een Echoënde Prijskamer”

    Op een kalme avond van 1 november 2023, werd het doek opgetrokken in het Jheronimus Bosch Art Center, onthullend Aart Strootman’s muzikale proeve, het Bosch Requiem getiteld “Laatste Woorden.” Met een ensemble dat de avant-garde esthetiek ademde, betrad Strootman het podium met een arsenaal aan muzikale ideeën die zowel complex als boeiend waren.

    Strootman, wiens naam synoniem is geworden met muzikale vernieuwing in Nederland, ontvouwde een labyrint van ritmische en harmonische experimenten. Het was een avond waar de technische aspecten van muziek in de schijnwerpers stonden, met een exploratie die soms neigde naar het academische.

    De muzikale concepten, hoewel inventief, kwamen soms over als een technisch discours dat het publiek uitdaagde om bij te benen. Het requiem leek een arena waar Strootman’s technische bedrevenheid de vrije loop kreeg, soms ten koste van de toegankelijkheid voor een breder publiek.

    Het vocale duo, sopraan Rianne Wilbers en alt/mezzosopraan Fanny Alofs, bracht een welkome menselijke touch, met stemmen die door de technische dichtheid sneden en een heldere lijn trokken door het complexe muzikale landschap.

    In een land waar de gemeenschap van componisten niet overbevolkt is, lijkt Strootman’s ster te stralen met een licht dat versterkt wordt door een reeks van prijzen en erkenningen. Deze erkenningen roepen vragen op over de echo-kamer van lof die soms resoneert binnen de muzikale instituties van Nederland. Wordt Strootman’s technische bravoure gevierd omdat het oprecht grensverleggend is, of is er een element van navolging in een landschap dat snakt naar vernieuwing?

    Terugkijkend was Strootman’s Bosch Requiem een avond van muzikale exploratie die de luisteraars uitdaagde om de technische nuances en muzikale ideeën te volgen. Het was een uitvoering die de grenzen van muzikale expressie opzocht, en het publiek achterliet met een bewondering voor de technische bekwaamheid, maar ook met vragen over de resonantie van deze benadering in de bredere muzikale gemeenschap.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *