Twee tentoonstellingen, met publicaties, belichten de invloed van Antwerpen op de cultuur in het noorden, in het Holland van de Gouden Eeuw, maar ook minder ver in het westen van het huidige Noord-Brabant dat lang deel uitmaakte van het achterland van de Sinjorenstad. Daar was ook duidelijk geen sprake van eenrichtingverkeer en bestaat het contact al eeuwen.
door Lauran Toorians
Antwerpen is een stad met een haast magische reputatie als het gaat om macht, rijkdom en cultuur. Anders dan de inwoners van concurrent havenstad Rotterdam die liever poetsen dan ouwehoeren, presenteren Antwerpenaren zich als ‘sinjoren’, gecultiveerde heren (en dames) van stand. Waar in de ene stad wordt gewerkt, wordt in de andere vooral genoten. Clichés natuurlijk, maar niet helemaal zonder grond. En waar we voor de haven Antwerpen vergelijken met Rotterdam, moeten we voor het handelsverleden en de cultuur toch meer kijken naar Amsterdam om een parallel te vinden. Historisch gezien dankt die laatste stad haar glorie zelfs voor een aanzienlijk deel aan Antwerpen.
Steden met een behoorlijke mate van zelfstandigheid
Het oude hertogdom Brabant kende een aantal steden die een behoorlijke mate van zelfstandigheid bezaten en binnen dat hertogdom een machtsfactor vormden die bestuurlijk gewicht in de schaal legde. De voornaamste Brabantse steden waren in de late middeleeuwen Brussel, Antwerpen, Leuven, ’s-Hertogenbosch, Tienen, Diest en Lier. Mechelen – ook niet onbelangrijk – lag als een zelfstandige enclave centraal binnen het hertogdom.
In de late middeleeuwen was Antwerpen niet eens erg groot. Zo lang de Schelde via de Oosterschelde in zee uitkwam, was de weg over die rivier naar zee lang en verkeerde Bergen op Zoom met haar grote jaarmarkten in een betere handelspositie. Dat veranderde eind vijftiende eeuw toen de Westerschelde beter bevaarbaar werd en schepen van en naar Antwerpen zowel de tol van Iersekeroord als de haven van Bergen op Zoom konden ontlopen.
Antwerpen kwam hierdoor snel tot grote bloei, ook in cultureel opzicht. Rond 1560 had de stad zo’n honderdduizend inwoners. Een aanzienlijk deel daarvan was luthers en wat later ook calvinistisch. In 1568 brak de opstand uit die zou leiden tot de Tachtigjarige Oorlog en het feit dat deze grote en belangrijke stad nog maar voor de helft katholiek was, riep natuurlijk om een Spaanse reactie. Begin november 1576 richtte het Spaanse garnizoen dat was gelegerd in de citadel van Antwerpen in de stad een enorme bloedbad aan waarbij volgens ooggetuigen zo’n zevenduizend burgers werden vermoord: de Spaanse Furie. Dit sterkte de protestanten in hun verzet tegen Spanje en zij namen het stadsbestuur krachtig in handen. Op 18 september 1577 trok een triomferende Willem van Oranje (‘de Zwijger’) de stad binnen, maar dit kon nauwelijks verhullen dat de stad op de knieën lag. Bijna alle buitenlandse kooplieden hadden de stad verlaten en ook veel kapitaalkrachtige burgers pakten hun biezen.
Velen verlieten de stad
In 1585 viel Antwerpen in Spaanse handen en kwam er een eind aan het protestantse stadbestuur. Als repercussie versperden Hollandse en Zeeuwse schepen de Scheldemonding waardoor de stad haar toegang naar zee verloor. Velen verlieten ook nu weer de stad. Deze exodus gaf een extra impuls aan de stroom protestanten uit Vlaanderen en Brabant die al langer aan de gang was en die voor een groot deel in noordelijke richting ging, naar Middelburg en de Hollandse steden als Haarlem, Amsterdam, Leiden en Dordrecht. Met name Haarlem en Amsterdam ‘explodeerden’ en zagen hun bevolkingsaantallen in korte tijd verdubbelen.
Dat leidde tot klachten die ons bekend in de oren klinken: woningnood en autochtone Hollanders die zich onder de voet gelopen voelden door nieuwkomers met een vreemd accent, afwijkende kleding en ergerlijke gewoontes. Maar ook met geld en culturele verworvenheden op het gebied van de literatuur, de beeldende kunsten en de drukkunst.
Dat de Noordnederlandse Gouden Eeuw deels is te danken aan deze immigratiestroom uit – met name – Antwerpen is geen nieuw inzicht, maar verdient in de huidige migratiediscussies best wat meer aandacht. De tentoonstelling ‘Van Antwerpen naar Amsterdam’ in het Utrechtse Museum Catharijneconvent geeft die aandacht, met ook een prachtig uitgevoerde catalogus. Iemand die eerder specifiek over dit onderwerp publiceerde is de kunsthistoricus J.G.C.A. (Jan) Briels (Tilburg 1936) die onder meer door genealogisch onderzoek het migratieverleden van ‘Hollandse’ kunstenaars aan het licht bracht, maar die deze migratie ook in een breder perspectief plaatste.
Ook Antwerpen kreeg haar Gouden Eeuw
De kennisvlucht uit Antwerpen was echter niet compleet. Een deel van de bevolking was en bleef immers katholiek en ging onder Spaans bestuur door. De stad had weliswaar flink ingeleverd, maar bleef een belangrijk economisch en cultureel centrum in de Spaanse en later Oostenrijkse Nederlanden. Zo kreeg ook Antwerpen haar eigen Gouden Eeuw met schilders als Rubens, Jordaens, Teniers en de familie Breugel. De stad werd met Leuven een rooms bolwerk van de Contrareformatie waar de barok bloeide, zowel in de beeldende kunsten als in de architectuur.
En als centrum van rooms-katholieke cultuur, geleerdheid en kunst werd Antwerpen ook van immens belang voor Staats-Brabant, waar het katholicisme slechts oogluikend en tegen betaling werd gedoogd. Wie zich als katholiek cultureel wilde ontwikkelen, moest al snel naar het zuiden en zeker vanuit het westen van het huidige Noord-Brabant was dat dan meestal naar Antwerpen. Niet gek, want die stad is dichtbij en de banden tussen Antwerpen en haar achterland (dus ook de Noorderkempen in de provincie Antwerpen) kennen een lange geschiedenis. Daarover gaat een andere tentoonstelling, ‘De hand van Antwerpen’, die te zien is in het Tongerlohuys in Roosendaal. Ook die wordt begeleid door een informatief boekwerk in de vorm van een themanummer van het heemkundige jaarboek De Ghulden Roos, jaargang tweeëntachtig alweer!
Deze tentoonstelling is deels verweven in de vaste opstelling die in het Tongerlohuys de geschiedenis van Roosendaal laat zien en is net als die vaste opstelling thematisch van opzet. En om te accentueren de contacten steeds in twee richtingen verliepen, is er een tweede, aanvullende tentoonstelling in het Karrenmuseum in Essen.
Eeuwenlang zielzorg vanuit de Noorderkempen
Een oude relatie met de Noorderkempen heeft vorm in het Tongerlohuys zelf, de voormalige monumentale pastorie van de norbertijnen die hier eeuwenlang de zielzorg verrichten. Dat waren norbertijnen uit de abdij van Tongerlo die zelf weer was gesticht vanuit de Sint-Michielsabdij bij Antwerpen. Een ander klooster dat van grote invloed is geweest op de ontginning van West-Brabant – en vervolgens ook op de zielzorg – is de cisterciënzer Sint-Bernardusabdij in Hemiksem.
Met de komst van de Fransen na de Franse Revolutie werden in 1796 en 1797 de kloosters gesloten waarna zowel de inboedels als de gebouwen en het grondbezit werden verkocht. Dat bracht kerkmeubilair en kerkelijke kunst naar Noord-Brabant waar rond diezelfde tijd godsdienstvrijheid kwam en de katholieke kerk ‘uit de kast’ kon komen. Houten beelden uit de Sint-Bernardusabdij belandden zo in de Lambertuskerk in Wouw. Ook kerkbanken en biechtstoelen staken de grens over naar het noorden. Eerder was ook voor schuurkerken in Staats-Brabant al kunst aangekocht in Antwerpen. Uiterlijk mocht zo’n gebouw dan wel niet als kerk herkenbaar zijn, voor het interieur gold die beperking niet.
Voor Antwerpse burgers was West-Brabant steeds ‘regio’
Antwerpse bouwmeesters hadden al eerder hun stempel op westelijk Noord-Brabant gedrukt, met het Markiezenhof in Bergen op Zoom als een van de hoogtepunten. Wat vooral in het jaarboek De Ghulden Roos goed tot uiting komt, is dat het westen van de provincie voor rijke Antwerpse burgers steeds tot de ‘regio’ behoorde waarin zij buitenhuizen bouwden en vaak prachtige landgoederen aanlegden.
Thijs Caspers maakt in een artikel een rondgang over de Brabantse Wal met landgoederen als Mattemburgh, Lindonk en Wouwse Plantage. Roosendaal zelf kent aan de rand van het centrum het park Vrouwenhof met een buitenplaats die al teruggaat tot in de late middeleeuwen. Later kwam dit buiten in het bezit van de familie Rockox, met als bekendste telg Nicolaas Rockox (1560-1640), schepen en burgemeester van Antwerpen en een belangrijke mecenas van Rubens. Tegenwoordig is het een bekende uitgaansplek met een grote speeltuin.
‘De hand van Antwerpen’, tot en met 27 augustus 2023 in het Tongerlohuys in Roosendaal en tot en met 17 augustus in het Karrenmuseum in Essen.
Het Jaarboek de Ghulden Roos is een uitgave van Stichting ‘Oudheidkundige Kring De Ghulden Roos’ en verkrijgbaar in het Tongerlohuys. Voor informatie: ghuldenroos@live.nl.
‘Ode aan Antwerpen’, tot en met 17 september 2023 in Museum Catharijneconvent in Utrecht.
Koenraad Jonkheere e.a., Van Antwerpen naar Amsterdam. Schilderkunst uit de zestiende en zeventiende eeuw. Veurne: Hannibal Books 2023, 408 pp., ISBN 978-94-6466-612-0, pb., € 49,95.
© Brabant Cultureel 2023