Piet J. van den Hout opent de Regte Heide als speelruimte van het paradijs

Het tweede natuurboek van Piet J. van den Hout, ‘Op de huid van de heide’, is een losjes geconstrueerd natuurdagboek waarmee Van den Hout terugkeert naar het verloren paradijs van zijn kindertijd. De Regte Heide bestaat uit tweehonderdvijftig hectaren heidegebied met daaromheen eens zoveel aan bos en beekdal, ingekaderd door Riel, Goirle en de Belgische grens. Een fascinerende gebied.

door Carina van der Walt Foto’s > Piet J. van den Hout

Van den Hout is een van de weinige mensen die twee keer in zijn leven promoveerde: eerst als jurist aan de Universiteit van Tilburg in 1993 en later in 2010 als bioloog aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Hij was lang verbonden aan het NIOZ – het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, gestationeerd op Texel. Als wetenschapper pendelde hij jarenlang op maandagen en vrijdagen tussen Tilburg en Texel. En toch was het niet genoeg. Hij miste die onbevangen blik uit zijn jeugd; een blik op de werkelijkheid die minder is ingebed in theorie met denkbeelden en hypothesen. In die tijd ontmoette ik hem. Een voorzichtige zoeker, tastend naar wat van waarde is en in principe weerloos. “Volg je hart”, zei zijn echtgenote. Dat deed hij. In een verlicht moment wist Van den Hout wat hij moest doen: schrijven.

Piet J. van den Hout.

Voedselketen in het dierenrijk

Het resultaat was dat hij terugkeerde naar Tilburg en bevlogen begon aan zijn eerst manuscript. Gevaarlijk spel, over roofdieren en hun prooien verscheen in 2020 bij uitgeverij Atlas Contact. Het omslag met een leeuw die zijn tanden in de rug van een wildebeest slaat, trok me als een magneet aan. Ik moest dit boek over de voedselketen in het dierenrijk lezen. Gevaarlijk spel stond in 2020 op de longlist van de Jan Wolkersprijs.

Waar kijk ik dan nu van op in Op de huid van de heide? Biedt zo’n relatief klein gebied genoeg bewegingsruimte aan Van den Hout om het volle leven in de natuur te beschrijven? Is het überhaupt een paradijs?

In deze context zijn we allemaal vreemd volk, indringers, allochtonen in deze wereld. Een ‘trekeendje’ op De Regte Heide dat mijn hart heeft gestolen is de wintertaling die tot in Siberië broedt. Van den Hout beschrijft hem en andere vogels op De Regte Heide in gemakkelijk vloeiende taal. Voor wie nieuwsgierig is naar de wetenschappelijk namen van alle plant- en diersoorten is achter in dit boek een QR-code aangebracht. Op pagina 15 gedraagt Van den Hout zich als dichter door hoe hij de wintertaling in kleur en vorm beschrijft.

15 februari
Ze zijn de kleinste onder de Europese eenden, maar wat mij betreft tevens de mooiste. (…) Met zijn kastanjebruine kop met glanzend-groene slapen is het mannetje van de wintertaling een kunstwerk. Tussen bruin en groen door heeft de kunstenaar een dun okergeel streepje getrokken dat bij de snavel begint. Onder het bruine oog is dat lintje wit. En wie denkt dat zijn flanken grijs zijn heeft de vogel nooit van dichtbij gezien. Want dan pas zie je dat het grijs is samengesteld uit kleine veertjes met een ragfijne tekening van zwart en wit, als minuscule zebrastrepen. Af en toe tovert het eendje zijn lichtgevende groene spiegel tevoorschijn. Over de flank, tussen zij en rug, ligt een witte veerpartij die door de zwarte veren eromheen extra accent krijgt, alsof de vogel mascara heeft gebruikt. De flamboyante okergele driehoek bij zijn achterste is eveneens koolzwart omlijnd.

‘En wie denkt dat zijn flanken grijs zijn heeft de vogel nooit van dichtbij gezien’.

Valkerij een ambacht

Een paar jaar geleden werd ik voor mijn verjaardag getrakteerd op een bezoekje Beekse Bergen. Ik wilde per se de demonstratie met de valkeniers en valken zien. Het was indrukwekkend! Dat de valken zo goed waren afgericht dat ze telkens naar hun eigenaren terugkeerden, verbaasde mij zeer. Brabantser kon mijn wens van destijds niet zijn, maar toen wist ik nog niet wat Van den Hout beschrijft. Valkerij was van de zeventiende tot de negentiende eeuw een ambacht dat door velen ongeacht stand werd beoefend.

Toch moet het ook fijn zijn om een grotere diersoort op De Regte Heide te zien. Iets wat mij nog nooit is overkomen. Van den Hout is gelukkiger. Hij vraagt zich op pagina 166 af waarom de vos langs hem heen kijkt en komt tot de conclusie dat de vos niet is gedomesticeerd zoals de hond dat wel is. Honden kijken naar de aanwijzingen van hun eigenaren om voedsel te vinden. Wolven én vossen kijken niet om vanwege deze ‘missing link’ van sociaal partnerschap met de mens.

8 augustus
Op een open veldje dat een doorkijkje biedt naar het moeras van Klein Camargue zie ik tussen het hoog opschietende jakobskruiskruid iets opveren. Het is een vos. Hij springt rechtstandig omhoog, kromt zijn rug en plant zijn voorpoten ferm in de grond. Dan komt zijn kop weer boven het maaiveld uit. Een ogenblik gaat zijn blik in mijn richting. Ik sta pontificaal op het pad, op een meter of dertig afstand. Het is evident dat hij me ziet staan. Toch kijkt hij de meeste tijd langs me heen. (…) Mijn vos neigt weer met de kop naar de grond en pakt iets op. Uit zijn bek bungelt een lange staart, vermoedelijk van een bosmuis. De jager wendt zich af en gaat er in een rustige drafje met zijn trofee vandoor. Even nog stopt hij, keert zich half om en werpt een blik over het veld, straal langs me heen. Dan verdwijnt hij weer in het rijk der verbeelding.

‘Dan verdwijnt hij weer in het rijk der verbeelding’.

Aangrijpend beeld van een ijsvogel

Nog een greep uit Van den Houts kleine paradijs speelt zich af op een ochtend in hetzelfde najaar. Een ijsvogel hangt biddend boven het water. Dat is altijd aangrijpend, maar uit de hoek van zijn oog wordt hij een nog aangrijpender moment gewaar bij een andere soort.

‘Terwijl ik half verbogen tussen het struweel naar die ijsvogel zit te kijken…’

25 september
Terwijl ik half verbogen tussen het struweel naar die ijsvogel zit te kijken, landt op een uitgestoken tak van de vlier naast me een boompieper. Hij roept, zachtjes en aarzelend, alsof hij niet weet of dat roepen wel zin heeft. Deze boompieper is vast en zeker op doorreis naar Afrika. Al vanaf augustus was de uittocht van plaatselijke broedvogels begonnen. Boompiepers trekken meestal overdag. Vaak in groepjes, maar ook wel eens alleen. Maar zouden ze zich in groepjes niet meer senang voelen dan in hun dooie eentje? Langzaam trek ik mijn telescoop in positie. (…) Hij kijkt loom om zich heen en maakt een vermoeide indruk. Hij knippert met zijn ogen, schrikt van een geluidje. Af en toe fluistert hij een weifelend tsie waar een vraag of een verlangen in lijkt te schuilen: is daar iemand? (…) Dan klinkt in de verte een scherp spie. Soortgenoten. Hij veert op, spert zijn ogen en begint actief te roepen, als een schipbreukeling die aan de horizon een schip ontwaart. Hij vliegt op, ik verlies hem uit de oog.

Boompieper. Foto > Pixabay

Iets dat op De Regte Heide altijd tot mijn verbeelding spreekt, zijn de grafheuvels uit de bronstijd. Ze zijn veel ouder dan het jagen met slechtvalken in hetzelfde gebied. Ongeveer 1750 voor Christus werden hier mensen gecremeerd en bijgezet. De meeste graven zijn omringd met houten palen die volgens de overlevering de gestorvenen moesten beschermen tegen boze geesten. Voor de vogels betekenen deze graven en de vermeende heldenverering niet zoveel, behalve misschien voor de kraaien met hun complexe symboliek. Stralen die hier iets mystieks uit? Of zijn het archetypes van bedriegers die door de geschiedenis verholen blijven? Van den Hout houdt me bij de les.

7 oktober
Op de palen van de grafheuvels zitten twee kraaien alsof ze daar de doden bewaken. Momento mori voor de kraaien, carpe diem voor de putters. Die gaan met wel veertig vogels dansend over de heide, blijven even boven een groep grove dennen hangen, maar gaan dan toch maar weer verder, constant kwebbelend, hun bestemming nog onbepaald.

‘Alsof ze daar de doden bewaken’.
‘En zo gaan ook wij als inheemse doch aangepaste putters over de Regte Heide’.

En zo gaan ook wij als inheemse doch aangepaste putters over de Regte Heide. We wandelen al pratend en lachend samen met vrienden. Of in stilte in ons eentje. Mediterend. Misschien om dit kostbare natuurgebied beter te kunnen zien en te kunnen horen na het lezen van Op de huid van de heide. Het is een aards paradijsje dat Piet J. van den Hout voor ons heeft ontsloten.

Piet van den Hout struint met zijn telescoop en verrekijker De Regte Heide af. Foto > Hans Zeijen

Piet J. van den Hout, Op de huid van de heide. Een natuurdagboek. Amsterdam: Atlas Contact 2023, 288 pp., ISBN 9789045048192, pb., € 24,99.

atlascontact.nl

pietvandenhout.com

© Brabant Cultureel 2023

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *