De Wieger toont hoe het borrelde en gistte in de kunst van na de oorlog

Kort na de Tweede Wereldoorlog uitte de zucht naar vernieuwing in de Nederlandse beeldende kunst zich in tal van experimenten. Een tentoonstelling in Museum De Wieger in Deurne neemt de bezoeker mee in dat proces.

door Henk van Weert

De Wieger is van oudsher een museum dat beeldende kunst uit het Interbellum toont, de periode tussen de beide wereldoorlogen. Maar af en toe springt de museumleiding over de laatste oorlog heen om te laten zien wat er gebeurde kort ná het Interbellum. En dat is een heleboel, zo blijkt. Het gistte en borrelde volop in de jaren na de oorlog. Nederlandse kunstenaars hadden hun buik vol van het realisme dat hen was opgedrongen door de nazi’s. Zij snakten naar vrijheid in expressie, naar fantasie in plaats van werkelijkheid.

De museumleiding kon voor deze tentoonstelling putten uit de grote collectie van verzamelaar en kunsthandelaar Ger Fransen, met wie De Wieger wel vaker samenwerkt. Daaruit zijn nu werken te zien van ook nu nog bekende kunstenaars als Antoon Rooskens, Eugene Brands en Jan Sierhuis, maar ook werk van kunstenaars die tegenwoordig wat minder op de voorgrond staan.

Anton Rooskens, Compositie (1954).

Verscheidenheid

De expositie is niet bijster groot, maar opvallend is wel hoeveel verschillende kunstenaars zijn geselecteerd. Zoals ook opvalt hoeveel verschillende technieken die kunstenaars toepasten. Nog veel olieverfschilderijen, maar ook collages, gemengde technieken, Oost-Indische inkt, benzineverf op karton, draadplastieken en beelden van geoxideerd staal. De expositie opent met een groot doek van Klaas Boonstra, die zich vaak liet inspireren door de grote kunstenaars van die tijd. Zijn Vrouw is een hommage aan Pablo Picasso.

Riemko Holtrop, Bomen (1949), benzineverf op karton.

Cobra is niet ver weg in de tentoonstelling, al hangen er geen werken van de hoofdrolspelers van die beweging. Jan Sierhuis, Anton Rooskens en Eugene Brands waren er in het begin bij betrokken. Werken van die kunstenaars hangen bij elkaar, in de buurt van Lotti van der Gaag die in Parijs in hetzelfde atelier werkte als de meer bekende Cobra-kunstenaars Karel Appel en Corneille.

Sedje Hémon, Harmonie flottante (1955).

Experimenten

Zowel Cobra als de Nederlandse Experimentele Groep experimenteerde met een vorm van figuratie die was afgeleid van kindertekeningen. De groepen Creatie en Vrij Beelden gingen verder. Elke hint naar de echte wereld werd taboe verklaard. Zo kort na de oorlog met al zijn echte gruwelijkheid, hadden zij genoeg van de realiteit. Creatie-kunstenaars als Willy Broers, Frieda Hunziker, Emile Voeten, Piet van Stuivenberg, André van der Vossen, Ger Gerrits, Hans Ittman, Kees Keus en Juul Neumann streefden naar ‘absolute kunst’.

Hans Ittman, Paarden (jaren vijftig).

Maar er waren ook kunstenaars die nog een andere afslag namen. Theo Stiphout, Toon Schutte en Louis Schrikkel ontwikkelden juist weer een nieuwe vorm van realisme die deed denken aan de Nieuwe Zakelijkheid van voor de oorlog. Met name de kleurige, geometrisch-abstracte werken van Theo Stiphout vallen op. Met deze expositie zet De Wieger een spotlicht op het gistingsproces van na de Tweede Wereldoorlog. Veel kunstenaars, veel verscheidenheid in denken en handelen.

Dartèl, Abstract (1962).

‘Experiment en vernieuwingsdrang 1940-1965, naoorlogs werk uit de collectie Fransen’, tot en met 19 maart 2023 in Museum De Wieger, Deurne.

www.dewieger.nl

© Brabant Cultureel 2022

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *