‘Dieje verrèkte crona’ en ander leed in Brabants boekske

Nog volop in coronatijd is onlangs deel 16 in de reeks van Brabantse boekskes verschenen, een uitgave van de stichting Brabants. Net als voorgaande jaren heeft ook deze editie een thema: het dilemma, de tweestrijd. De titel van het boekje is dan ook ‘Wel of niet? Ge wit ’t nie’

door Emmanuel Naaijkens

Het Brabants dialect mag dan minder in de belangstelling staan dan pakweg twintig jaar geleden, er zijn nog altijd genoeg liefhebbers die hun gedachten en gevoelens in hun ‘moerstaal’ op papier willen zetten. De serie het Brabants boekske biedt daarvoor een mooi podium. Cor Swanenberg en Jan Luysterburg stelden uit de inzendingen van 51 Brabanders het recent verschenen deel zestien samen, met als titel Wel of nie? Ge wit ’t nie.

Het resultaat is een grote diversiteit aan gedichten en korte verhalen. Kennelijk inspireerde het thema de auteurs om, in de woorden van de samenstellers, uit te wijden over ‘twijfels, discussies, conflicten, zwaar denkwerk, prakkezeren, wikken en wegen en slapeloze nachten’. Maar die worsteling eindigt lang niet altijd in mineur, dankzij ‘onze Brabantse aard’.

Import

Is er eigenlijk nog vraag naar een boekje in dialect in een samenleving, ook de Brabantse, die onder invloed van nieuwkomers sterk in beweging is en van gedaante verandert? Vanaf de jaren zestig had je Nederlanders van boven de rivieren die zich in Noord-Brabant vestigden. Door de lokale bevolking lang aangeduid als ‘import’ en in officiële rapporten omschreven als ‘allochtonen’. Dat begrip kreeg vanaf de jaren zeventig door de komst van migranten uit alle windstreken een andere betekenis. Allochtoon was toen gelijk aan buitenlander. In Noord-Brabant heeft nu ongeveer een vijfde van de 2,6 miljoen inwoners een migratieachtergrond.

Met andere woorden, je kunt je afvragen of het dialect toekomst heeft. Swanenberg en Luysterburg zijn daarvan overtuigd. In het voorwoord schrijven zij: ‘Gaat het slecht met de Brabantse dialecten? Zijn ze gedoemd te verdwijnen zoals velen menen? Wij betwijfelen dit. Natuurlijk een dialect is een levende taal, en levende talen veranderen. Maar de Brabantse dialecten zijn nog steeds springlevend. De 51 schrijvers en dichters die een bijdrage hebben geleverd aan dit boek bewijzen dit. Zij kunnen hun gevoelens nog steeds het beste tot uitdrukking brengen via hun eigen dialect, hun moedertaal, de taal van hun hart’.

Nostalgisch leesplankje met dialectwoorden uit Hilvarenbeek. Uitgave Het Noordbrabants Genootschap, 2005.

Kracht

Rond het Brabants dialect hangt altijd nog de geur van nostalgie, van het Rijke Roomse Leven, van de goede oude tijd toen de wereld nog overzichtelijk was en iedereen zijn plaats kende. Daar lijdt deze uitgave van het Brabants boekske niet aan. In sommige bijdragen kom je nog wel anekdotes tegen over een ‘pustoor’ (Heeswijk), ‘pestoor’ (Hoogerheide) en ‘pstowwer’ (Peelland), maar veel auteurs schrijven over hun huidige lief en leed, en sommigen over de gevolgen van corona. Door de dialectschrijvers ook wel geschreven als Kerona en Crona. Vaak met het voorvoegsel ‘verrèkte’, maar dat doen Brabanders wel meer om hun woorden kracht bij te zetten.

En ze hebben het over ‘dieje’ corona, met een aanwijzend voornaamwoord in plaats van een gewoon lidwoord. Maar dat is niet typisch voor het dialect. Volgens taalkundige René Appel gebruiken steeds meer mensen het aanwijzend voornaamwoord ‘die’ waar dat helemaal niet relevant is. Inderdaad, let er maar eens op.

Eigentijds

Andere eigentijdse thema’s die de dialectschrijvers bij de kop pakken, gaan bijvoorbeeld over homoseksualiteit, oppasoma’s, de teloorgang van het boerenbedrijf, vreemdelingen, Parkinson en depressiviteit. Zoals in dit gedicht van Ans van Kessel (Vorstenbosch):

Vandaag wil ie vurrùt en mèrge lupt ie trug
hij wit gewoonweg nóit nie wèttie wil
lest stond ie in de vruigen aovend op de brug
ge zaagt ‘m dubbe, spring ik nou
of ziej ik ’t nog efkes aon

Cor Swanenberg (Rosmalen) schreef onder de titel ‘Ha’k mar’ een indringend verhaal over een joodse moeder die in de oorlog met haar kinderen naar een concentratiekamp wordt afgevoerd.

Toegankelijk

Brabantse dialecten die anders zijn dan het eigen dialect zijn ook voor dialectsprekers zoals ondergetekende uit Hilvarenbeek niet vanzelfsprekend toegankelijk. Wat opvalt aan de bijdragen in dit boekje is dat de meeste bijdragen goed te lezen zijn. Het lijkt erop dat de onderlinge verschillen kleiner worden naarmate de tijd vordert. Dat de diverse dialecten evolueren naar een ABB: Algemeen Beschaafd Brabants.

Maar dit wil nog niet zeggen dat het een pot nat is. In het Brabants boekske kom je voor het woord kinderen ‘kiender’, ‘keinder’, ‘kijnder’, ‘kèènder’, ‘kéénder’, ‘keijnder’ en ‘kiendjes’ tegen. En ook nog ‘jungskes’. Bij de een is een e-mail een ‘meel’ en bij de ander een ‘mailtje’. Maar computer kom je dan weer tegen als ‘kompjoeter’ en coke als ‘kook’. Met moderne woorden is het schipperen.

De Brabantse dialecten gaan hoe dan ook verder veralgemeniseren. Elke generatie krijgt er minder van mee, maar het Brabants accent zou nog wel eens heel lang kunnen standhouden. Loop op zaterdag maar eens in de grote stad over de markt en je hoort dat migranten, ook de jongeren, zich de ‘couleur locale’ hebben eigen gemaakt. Dat dialectschrijvers niet blijven hangen in het verleden, maakt in ieder geval de kans groter dat de eigen taal overleeft.

Brabants boekske. Wel of nie? Ge wit ’t nie. Samenstelling: Jan Luysterburg en Cor Swanenberg. Illustraties: Iris Bongers. Uden: Stichting Brabants 2021, 118 pp., ISBN 978-90-70545-45-1, hb., € 14,95.

Stichting Brabants geeft ook een kwartaalblad uit onder de titel ‘Brabants’.
Meer informatie op www.stichtingbrabants.nl

Willem Ivenprijs 2021
Debutant Roel Soffers (53) uit Bergen op Zoom won de Willem Ivenprijs 2021 voor de beste bijdrage aan het Brabant Boekske. Hij schreef het verhaal ‘Ellef ellef tweedúúzend en ellef. Za’k gaan of nie?’ Een tweestrijd die hij met zichzelf voert over de vraag of hij zich op die bijzondere datum (11-11-2011) in het carnavalsgedruis zal storten, of thuis blijft bij zijn vrouw die op het punt staat te bevallen. Bij de prijsuitreiking vertelde Soffers dat het Bergs dialect vroeger thuis de voertaal was en dat hij het tot na de middelbare school sprak. Dialect noemt hij ‘de hartslag van cultuur en samenleving’. “Als dialectsprekers heb je soms aan een half woord genoeg. Daarom moeten we onze moerstaal doorgeven aan de jeugd.”

© Brabant Cultureel 2021

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *