Column: Jan van Gorp

door JACE van de Ven

Wat spraken Adam en Eva in het paradijs? Nou, Brabants natuurlijk. De zestiende-eeuwse uit Hilvarenbeek afkomstige geleerde Jan van Gorp, oftewel Johannes Goropius Becanus (23 juni 1519 – 28 juni 1573), heeft het bewezen via allerlei herleidingen van woorden: het Brabants was de oudste taal, ouder nog dan het Hebreeuws, en moet dus de voertaal zijn geweest in het paradijs. Veel woorden uit andere talen kunnen dan ook op het Brabants worden teruggevoerd. Mustela, wezel in het Latijn, is bijvoorbeeld afgeleid van de Brabantse woorden mus (muis) en stelen; een muizensteler dus, zo’n Latijnse mustela. Trouwens het woord Duyts, in de zestiende eeuw de benaming voor het Brabants, zei het zelf al, Duyts was volgens Becanus de samentrekking van De en Oudst, D’outs wordt Duyts. Duidelijk toch.

Nou, generaties geleerden na Jan van Gorp geloofden er niks van. Een bedrieger noemden ze hem, of ze zeiden dat ze nog nooit grotere onzin hadden gehoord. Als kind zou ik het daar niet mee eens zijn geweest, opgegroeid met het Brabants dialect in een Brabants dorp in de jaren vijftig, voelde dat aan als opgroeien in het paradijs. Of vindt u dat een onwetenschappelijk argument?

Okay. Zelfs een pseudoloog als ik begrijpt dat dit geen hout snijdt, maar een lans breken voor Goropius doe ik, op basis van wat ik zaterdag in Hilvarenbeek hoorde, wat graag. Ter ere van de vijfhonderdste geboortedag van Goropius liet de naar hem genoemde heemkundekring vijf geleerde sprekers aan het woord over deze zowel geroemde als verguisde dorpsgenoot. Een genot om naar hen te luisteren.

Johannes Goropius Becanus, gegraveerd in 1572 door Philip Galle (1537-1612). “Ik zag, Becanus, ook uw landgenoten zweren / Dat geen van hen zich met uw kwaliteiten meten kan. / Meer zeg ik niet. Ik ben uw vriend. Mij zal men niet geloven. / Want kleine zielen zijn vervuld van afgunst.” Het vers is van Benito Arias Montano, vertaald door Nico de Glas. © Rijksmuseum, Amsterdam

In de zestiende eeuw waren wetenschap en pseudowetenschap nog verweven. Is het gek? Nog zoveel was er niet bekend. In 1991 las ik het prachtige boek van Anton Haakman over Athanasius Kircher (1602-1680) – die dus een eeuw later leefde dan Goropius Becanus – en ook bij hem gingen nog allerlei aannames aan de empirie vooraf. Nog een overeenkomst: Kircher – ‘de grootste geleerde van zijn tijd’ – dacht dat Adam en Eva in het paradijs Egyptisch gesproken zouden hebben.

Dus laten we Jan van Gorp uit Beek alsjeblief beoordelen naar zijn tijd. Toen ging astronomie bijvoorbeeld nog naadloos over in astrologie. Daarnaast raakten oude zekerheden een beetje in de war, er kwamen bijvoorbeeld opeens een heel stel strenge winters achter elkaar. Door de ontdekking van nieuwe werelddelen hoorde Europa tal van nieuwe wetenswaardigheden en door de val Constantinopel kwamen na 1453 geleerden met een andere achtergrond dan de westerse naar Europa. Ook werd het gezag van Rome betwist door predikers die veel navolgers kregen. En aan verschijnselen in de natuur zaten nog volop geheimen en betekenissen die de mens nog niet kon kennen, maar die hij wel probeerde te onthullen. Goropius, voornamelijk medicus en taalgeleerde, maar ook actief in nog een hoop disciplines, was daar een meester in. Hij werd dan ook een geëerd geleerde, gerespecteerd aan het hof van keizer Karel V en door de Antwerpse boekuitgever Plantijn.


En als de zaken straks anders in elkaar blijken te steken,
zijn Einstein en Hawkings dan opeens kleine jongens?


Na de geleerde sprekers in Hilvarenbeek aangehoord te hebben, denk ik dat we Goropius een voorloper mogen noemen van wat nu vergelijkende taalwetenschap is. Hetgeen hij concludeerde was vaak niet juist en zijn methodes deugden nog niet, maar zijn aanzetten brachten die studie wel op gang. Vergelijk wat Goropius in de zestiende eeuw over de oorsprong van de taal beweerde eens met wat moderne geleerden nu over het heelal denken te weten. Zou het niet mogelijkheid zijn dat generaties na ons daar ook enigszins om moeten gniffelen, terwijl wij leken er blindelings van uitgaan, dat mensen als Einstein en Hawkings de wijsheid in pacht hebben? En als de zaken straks anders in elkaar blijken te steken, zijn Einstein en Hawkings dan opeens kleine jongens? Nee, zij zullen belangrijke schakels in de evolutie van een wetenschap blijven.

Dat is en blijft Johannes Goropius Becanus ook. Ter nagedachtenis aan hem zijn op het landgoed Gorp en Rovert bij Hilvarenbeek maar liefst twee verwijzingen naar hem, eentje op de omgrachte herenboerderij De Leenhof, die lang is aangezien voor zijn geboortehuis, en eentje op de horecagelegenheid De Nieuwe Hoef. In dat laatste geval gaat het om de naamplaat ‘In het paradijs’ die eerder op een gelijknamige café aldaar hing. Maar dat café is afgebrand. De Nieuwe Hoef is dus niet het echte Brabantse paradijs, want zoals u weet nu u geen kind meer bent, dat Brabantse paradijs bestaat niet meer.


© Brabant Cultureel 2019

Reacties (1)

  1. Miet Weijtmans schreef:

    Uw artikel over Goropius Becanus is helaas al achterhaald. Het belang dat hij hechtte aan het vierde rijtje van W blijkt de opmaat te zijn van “Language as a time machine“ (zie homepage Universiteit Leiden), een fenomeen dat Ans Schapendonk in haar publicaties de “universele klankhelix” heeft genoemd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *