Jan van den Eijnden over de humuslaag waarin succesvolle blazers groeien

Noordbrabantse muziekgezelschappen zijn hofleveranciers van succesvolle blazers. Die kweekvijver dreigt echter droog te vallen. Wat te doen? Brabant Cultureel gaat in een drieluik in op deze ontwikkeling. In deze tweede aflevering Jan van den Eijnden die stelt dat muziekles meer hoort te omvatten dan een digibord.

door Joke Knoop

Zeg fanfare en Jan van den Eijnden begint een enthousiast betoog over het belang van de fanfares en harmonieën, dat er amateurs op topniveau spelen, maar ook voor hun plezier, dat het repertoire alles behalve oubollig is. En dat jong en oud wel varen bij musiceren: het brein, de motoriek en het cognitief vermogen gaan er op vooruit.

Jan van den Eijnden. Foto Coco Broeken

Van den Eijnden is hoornist, docent aan onder meer het Fontys Conservatorium in Tilburg en dirigent van verschillende ensembles. Bovendien is hij een bestuurlijke spin in het web van blazersland. De Tilburger is sinds decennia rayonagent van het Nederlands Hoornisten Genootschap en vele jaren Senior Cultuureducatie van het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst, kortweg LKCA. Hij moet dus weten hoe de vlag er bij hangt.

Helaas wappert die vlag niet heel fier. Kunst- en cultuureducatie, dus ook muziekeducatie, krijgt niet de aandacht en waardering die ze verdient en nodig heeft, vindt hij. “Kunst- en cultuureducatie zijn van groot belang voor kinderen, jongeren en volwassenen: het biedt ontplooiingskansen voor het individu en daarmee is er ook een groot maatschappelijk belang.”

Straf
De straffe bezuinigingen op cultuur hebben ook hun weerslag in de muziekwereld. Op alle niveaus moeten musici het doen met minder, minder, minder. Dat minister Bussemaker recent een klein gedeelte van de bezuinigingen ongedaan heeft gemaakt, is niet meer dan een druppel op de gloeiende plaat. Want toporkesten zijn weggevaagd, uitvoerende musici en muziekdocenten vinden nauwelijks emplooi en kunstencentra zijn in veel plaatsen verdwenen. Van den Eijnden weet dat er in de laatste jaren landelijk zeventig kunstencentra de deuren hebben moeten sluiten (bron: Cultuurconnectie – brancheverenging van o.a. centra voor de kunsten in Nederland).

In Noord-Brabant zijn volgens de Commissie Paes 2015/2016 de werkgebieden van de kunstencentra teruggelopen van 56 gemeenten in 2011 naar dertig in 2015. Gemeenten zijn gestopt met subsidies aan muziekscholen of geven jongeren een persoonlijk budget voor muzieklessen. Muziekdocenten huren een ruimte en geven als zzp-er privélessen tegen concurrerende tarieven. Van den Eijnden: “De liberalisering leidt in elk geval niet tot een hogere participatie, zo blijkt uit de LKCA monitor amateurkunst 2015: Kunstzinnig en creatief actief in de vrije tijd. De diversiteit in het aanbod neemt af. Ouders moeten het zelf uitzoeken en vinden dat vaak ingewikkeld”, ervaart hij.

Repetitie van Harmonie Nijnsel, 1983. Foto Piet den Blanken

Vrachtwagenchauffeur
De gevolgen zijn ingrijpend. Talentvolle musici en docenten haken af omdat zij nauwelijks de kost kunnen verdienen. Van den Eijnden toont een Facebookpagina van een vijfendertigjarige koperblazer die is afgestudeerd aan het conservatorium. Hij heeft een vast contract gekregen als vrachtwagenchauffeur. Eindelijk een vaste inkomstenbron, juicht de musicus. Een enorme verspilling van talent, constateert Van den Eijnden.

Tegelijkertijd lijken harmonieën en fanfares uit de gratie te raken bij jongeren, hoewel daar volgens Van den Eijnden een heel divers beeld is te zien. Al die ontwikkelingen versterken de neerwaartse spiraal. “Terwijl we zo’n prachtige amateurstructuur hebben, waar het buitenland met afgunst naar kijkt.” Hij doelt op het eens zo bloeiende verenigingsleven. De amateurgezelschappen in Brabant vormen naar zijn zeggen de humuslaag waarin grote blazers ontkiemen. Voorbeelden: jazzmusici Eric Vloeimans en Eric Boeren en hoornisten Jasper de Waal, Fons Verspaandonk, Pieter Hunfeld en Rob van de Laar, die recent de Nederlandse Muziekprijs won.

Hoornist Van de Laar heeft bij onder anderen Van den Eijnden toelatingsexamen hoorn gedaan voor het conservatorium in Tilburg. “Hij was toen zestien jaar en viel meteen op. Zijn geschiktheid voor het instrument, zijn fysieke mogelijkheden, zijn talent, dat alles was er al. Hij speelde toen het Eerste Hoornconcert van Richard Strauss, een stuk dat hij recent weer speelde. Het verschil met toen? Hij is gegroeid in alle ins and outs van het instrument. Hij is een solide talentvolle musicus, ook solistisch in een orkest. Zijn verhouding tot het vak is veranderd. Met zestien jaar sta je er waarschijnlijk minder bij stil, maar speel maar eens voor een zaal met achttienhonderd mensen met zo’n kwetsbaar instrument. Een fout is onmiddellijk te horen. Dan staat er veel op het spel.”

De Koninklijke Harmonie st. Cecilia uit Schijndel trekt in 2012 door het kerkdorp Wijbosch ter gelegenheid van het hopfeest. Foto Piet den Blanken

Minimaatschappij
Van den Eijnden hoopt dat jonge musici als Rob van de Laar jongeren inspireren. En hij breekt een lans voor de muziekvereniging, orkesten en ensembles als bindende factor. “Dat zijn voorbeelden van een ‘minimaatschappij’. Het is een samenwerkend collectief met een bepaalde code. Kleuren en stemmen moeten op elkaar afstemmen en als sommige groepen, bijvoorbeeld de trombones, te weinig te doen hebben dan roeren ze zich. De aanstuurder, de dirigent geeft – idealiter – iedereen de indruk ertoe te doen.” Spelen in een orkest is geen luxe, geen elitaire aangelegenheid, het is samenwerken in optima forma wil hij maar zeggen.

Om jongeren te trekken, zijn bevlogen mensen nodig, net als steun vanuit overheden en onderwijs. Muziek is de aansluiting met het onderwijs kwijtgeraakt, stelt Van den Eijnden. Pabo-studenten krijgen nauwelijks nog muziekles. En een klas kinderen passief kennis laten maken, is onvoldoende. “Scholen hebben een mager aanbod. Muziekles is meer dan een digibord. Muziek vraagt om kwaliteit van kennismaking om vervolgens verder te verdiepen. Ik vergelijk dat met lezen. Iedereen kan lezen, maar er is een groot verschil tussen een stukje proza en een goede roman.”

Hij pleit voor het structureel opnemen van cultuureducatie in het curriculum van het onderwijs. Er zou ook meer vakoverschrijdend gewerkt kunnen worden. Waarom geen muzikaal rekenen of de Nederlandse taal leren met liedjes? Leerkrachten kunnen maatschappelijk vraagstukken koppelen aan de visie van grote kunstenaars en zo verbreding van de ideeënwereld zoeken.

Va den Eijnden werkte recent mee aan de ‘Basis voor Cultuureducatie’. Zijn visie: Kunst en cultuur zijn onmisbaar voor de vorming van jonge mensen. Een samenleving die kinderen en jongeren serieus neemt, zorgt daarom voor goede cultuureducatie – beeldende kunst, dans, drama en muziek, media, literatuur en erfgoed – voor álle leerlingen. De ‘Basis’ beschrijft wat daarvoor nodig is en ondersteunt zo bestuurders en beleidsmakers om cultuureducatie te versterken. De handreiking is geschreven op verzoek van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en in samenspraak met vertegenwoordigers uit het onderwijs, de culturele sector en verschillende overheden. (Zie: www.lkca.nl/cultuuronderwijs/basis-voor-cultuureducatie).

Kanteling
Tijd voor een tegenwerping: er is geen gebrek aan belangstelling voor muziek onder de jeugd. Jongeren gaan er helemaal in op. Altijd en overal de oortjes in om muziek te luisteren. Van den Eijnden beaamt dat het vooral een discussie is in het klassieke discours of vanuit traditionele verbanden. Klassieke muziek is niet stoer, pop is dat wel. Naar muziek luisteren of concerten bezoeken kan gezien worden als een vorm van participatie. Toch ziet hij het actief beoefenen van muziek in een koor, band of orkest als een duidelijke meerwaarde.

Dat jongeren muziek als belangrijk ervaren, vindt hij positief. “Cultuur verkeert in een enorme kanteling. Jongeren hebben hun eigen circuits en wij missen soms de aansluiting.” Zijn hoop is gericht op nieuwe initiatieven zoals de andere koers van het conservatorium in Tilburg. Komend schooljaar begint Fontys in Tilburg met de Academy of Music and Performing Arts (AMPA), waarbij muziektalenten verbinding zoeken met andere kunstdisciplines als dans en beeldende kunst.

Er zijn ook hoopgevende signalen. Er zijn gemeenten waar overheid, muziekvereniging en onderwijs elkaar wel weten te vinden. Waar kinderen enthousiast raken en actief kennis willen maken met muziek. Van den Eijnden noemt Kon. Harmonie Concordia van 1839 in Hilvarenbeek als goed voorbeeld. De derde en laatste aflevering van dit drieluik gaat over de aanpak van Concordia.

In de eerste aflevering van het drieluik gaf de jonge hoornist Rob van de Laar zijn visie op de toekomst van blazers. Van de Laar ontving in januari 2017 de prestigieuze Nederlandse Muziekprijs Lees hier het interview op Brabant Cultureel.

 

Lees ook: Conservatorium Tilburg Ampa gaat over zijn grenzen heen

Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst: www.lkca.nl

Ga hier naar de nieuwe opleiding conservatorium Tilburg: 

 

 

© Brabant Cultureel – februari 2017

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *