Het Wilhelminakanaal wordt verbreed en dat lijkt aanleiding om ook de oevers opnieuw in te richten. De plannen die daarvoor in Tilburg zijn gemaakt, roepen de vraag op hoe ‘open’ de openbare ruimte blijft als de ontwerper kiest voor een inrichting met een strikt omschreven doel en functie.
door Jiri van Gijsel / MeaCulpa
Onlangs werd een plan gepresenteerd voor het herinrichten van de oevers van het Wilhelminakanaal in Tilburg met informele spel- en buitensport faciliteiten met bijbehorende verblijfsvoorzieningen. Het plan ‘Sportkanaal Tilburg’ lijkt gezien de recente media-aandacht aan momentum te winnen.
Op de website van het project wordt gesteld: ‘Het sportkanaal is voor alle Tilburgers een aantrekkelijke verblijfsplek in de stad.’ Ik wil juist beweren dat deze thematische inrichting van het landschap de plek reduceert tot een eenduidig gebruiksgebied voor een gedefinieerde doelgroep en het daardoor dus geen aantrekkelijke verblijfsplek voor iedereen zal zijn. Het ontneemt de oevers en het aanliggend landschap van het Wilhelminakanaal juist van zijn belangrijkste waarde: pluriformiteit.
Ervaring
In Op zoek naar nieuw publiek domein (2001) schrijven Maarten Hajer en Arnold Reijndorp dat ‘publiek domein die plaatsen zijn waar een uitwisseling tussen verschillende maatschappelijke groepen kan plaatsvinden’. Zij stellen tevens dat thematiseren en homogeniseren zich slecht verdragen met het idee van ruimten die een grote verscheidenheid aan mensen aantrekt.
Kort door de bocht stellen zij dat het Wilhelminakanaal als perifeer stedelijk gebied al een publiek domein is met een ruime diversiteit aan gebruikers. Dit komt voort uit hun overtuiging dat publiek domein niet zozeer een plek is als wel een ervaring. En om te spreken in de terminologie van het begeleidend schrijven van de ontwerpers: het Wilhelminakanaal is nu ook al van iedereen. Een vergaande herinrichting zou juist het tegenovergestelde effect sorteren.
Moerenburg
Het Wilhelminakanaal is met het omliggende landschap één van de spaarzame onbestemde landschappen rondom Tilburg. Aantasting hiervan is een verschraling van de al tanende publieke ruimte. Het verstedelijken van perifere gebieden is een probleem dat al jaren het landschap uitholt. Landschapspark Moerenburg, dat voorheen gewoon Moerenburg heette en dat aan het Wilhelminakanaal grenst, is hier een goed voorbeeld van.
De herinrichting van het gebied om de natuur met de stad te vervlechten heeft in Moerenburg geresulteerd in een parklandschap dat alle kenmerken van het oude Moerenburg herbergt, maar dan geordend en becommentarieerd met infoborden. Het vervlechten van de natuur met de stad resulteert in het annexeren van (ongeordend) landelijk gebied door (geordende) stedelijke ruimte. Het ontneemt het gebied zijn pluriformiteit en reduceert het tot een recreatief gebied, een functie die het sowieso al vervulde. Het voegt daarom niets toe en is vanuit het idee van natuurbehoud zelfs contraproductief. De introductie van leisure, een economisch geladen term, zorgt ervoor dat het versterken van het landschap een deelproject wordt. Terwijl dit eigenlijk het hoofdproject zou moeten zijn.
Inspiratie
Toegegeven, ik ben vooringenomen. Ik ben opgegroeid in Moerenburg. Als kind is de onbestemdheid van een landschap zoals bij het Wilhelminakanaal bij uitstek een bron van inspiratie en vermaak. Het landschap kon van het ene op het andere moment omgevormd worden tot wat voor (speel)plek dan ook, de mogelijkheden waren eindeloos. En wat geldt voor een kind, geldt (wellicht in mindere mate) ook voor volwassenen. Het idee dat al onze vrijetijdsbesteding gevat moet worden in vast omkaderde concepten is iets dat mij al langer verbaast. Zeker in deze, laatmoderne, ontheemde tijden.
Het ontbreekt Nederland in toenemende mate aan plekken voor het unheimische, plekken waar de mens, zoals Heidegger het verwoordde, dichterlijk kan wonen (dichterisch wohnet der Mensch). Hiermee wil hij zeggen dat de mens niet zozeer de wereld wil ontvluchten, maar haar wil omarmen in al haar veelduidigheid. Hij wil duidelijk maken dat wonen veel meer is dan het inrichten van het landschap. Het omvat al onze relaties met de wereld.
Predicaten
De band van de mens met het landschap wordt gevormd vanuit een gebruikersrol. Het hapklaar voorschotelen van een gebruikslocatie doet echter afbreuk aan de creativiteit van diezelfde mens. Het inrichten van het landschap, vaak noodzakelijk, moet niet doorslaan in een eenduidig inrichten van elk stukje grond dat niet voldoet aan loze predicaten als kwaliteit, gebruikswaarde, identiteit. Er wordt al hardgelopen, gesport en ontmoet aan het kanaal, en gevist, gewandeld, gelanterfant en nog veel meer. Is het hier nu voor ingericht? Nee. Werkt het? Uitstekend.
Het plan ‘Sportkanaal Tilburg’ doet afbreuk aan deze pluriformiteit. Het verandert het landschap in een gebruiksfunctie, specifiek toegespitst op een beperkte groep gebruikers. En dat leidt tot een forse verschraling van de mogelijkheden. Jammer genoeg lijkt dit een trend te zijn en die roept spookbeelden op van gentrificatie, enclosure of the commons en het verdwijnen van collectieve sferen.
Pretpark
Niet onterecht stelt Ton Lemaire in Filosofie van het landschap (1970): ‘Zo kan men het lot van een cultuur aflezen uit de geschiedenis van de ruimte die zij bewoont en waarover zij uitkijkt.’ We gaan naar een vergaande thematisering van onze leefomgeving die, als we niet oppassen, de vlakheid van een pretpark heeft. Het kenmerkt onze cultuur van versnipperd en fantasieloos gebruiksfetisjisme.
De toenemende drang om elke millimeter van het landschap te willen duiden en te vatten in thema´s lijkt exemplarisch voor de ongebreidelde controlezucht van de moderne mens. Een duidelijke breuk met het dichterlijke wonen van Heidegger.
Lemaire kenmerkt deze neiging als volgt: ‘Wie reist en het pluralisme van perspectieven bemerkt van waaruit men de wereld kan bezien, wordt onderweg voortdurend door de boze geesten van het relativisme bezocht. Het relativisme is de beproeving van het westerse zelfbegrip.’ Relativisme is voor de mens het lastig te accepteren idee dat er meerdere zienswijzen mogelijk zijn, dat er meer waarheden kunnen zijn. Oftewel, dat er waarde kan schuilen in een wat woekerende natuur in een wereld die gedreven wordt door de drang naar orde en vooruitgang.
Het ongemak over dit idee is terug te zien in hoe we het Nederlandse landschap benaderen en behandelen. Natuur kan onmogelijk vrij gelaten worden, is de redenering. Natuur moet gestuurd worden om het te behouden. De ideeën over hoe natuur en het landschap eruit zouden moeten zien, resulteren keer op keer in geordende, geformaliseerde (natuur)gebieden. Deze formalisering van het landschap, overal zichtbaar in de inrichting ervan, in routewijzers en informatieborden, in herstructurering en natuurbehoud, stimuleert het eerder genoemde ongemak met relativisme.
De reductie van het landschap tot een functioneel hulpmiddel, tot een recreatief pretpark zoals Landschapspark Moerenburg of tot een sportpark als Sportkanaal Tilburg ontneemt datzelfde landschap zijn enige kwaliteit, namelijk dat de vele mogelijkheden van gebruik er al in besloten liggen.
www.sportkanaaltilburg.nl
www.moerenburg.info
© Brabant Cultureel – december 2015