De gedichten van Bezembinder verzachten melancholie met lichtvoetigheid

Een dichtersader, een wiskundeknobbel en een talenknobbel, Paul Bezembinder heeft ze allemaal en zet ze in om de pijn van verlies en teloorgang te bestrijden. Met humor en met bijzonder vaste, strakke vormen. En hoe zichtbaar die vormvastheid ook is, ze stoort nergens. Bezembinders kunst wordt nooit een kunstje.

door Lauran Toorians

Weemoed loopt als een rode draad door de dichtbundel Kamermuziek van Paul Bezembinder. Het is een gemoedstoestand die zich kenmerkt door een verdrietige kijk op het verleden of een onvervuld verlangen en het ‘dure’ woord ervoor is melancholie. Dat is Grieks en betekent letterlijk ‘zwartgalligheid’, wat naar mijn gevoel toch een graadje ernstiger is dan weemoed. Die zwarte gal is dan weer één van de vier ‘humoren’ of lichaamssappen die volgens de oude Grieken bepalend waren voor de gemoedstoestand, het temperament van de mens.

Pastiche en smartlap in de weegschaal

Een teveel aan zwarte gal kon worden bestreden met vrolijkheid, opgewekt en uitgelaten gedrag dat de negatieve gemoedstoestand compenseert. Dat wist Willem Godschalck van Focquenbroch (1640-1670) die zijn melancholie bestreed door het schrijven van burleske, satirische en bijzonder komische gedichten naast meer serieus werk. Gekweld door eenzaamheid overleed hij waarschijnlijk aan een tropische ziekte in Elmina in het huidige Ghana. Ook Bezembinder legt humor in de vorm van pastiche en smartlap in de weegschaal tegenover gevoelens van verlies en teloorgang. En ook hij doet dat in een haast ijzeren vormvastheid die nergens vervalt tot een kunstje of ondergaat in rijmdwang. Het is die combinatie van speelsheid en vormvastheid die de gedichten in Kamermuziek kenmerkt en hun aantrekkingskracht geeft.

Bijna steeds zijn de gedichten niet alleen metrisch en ritmisch vormvast, maar is Bezembinder er ook in geslaagd om ze op papier mooi in een rechthoek of een andere meetkundige figuur te laten passen. Dat zal deels een afspiegeling zijn van het feit dat de dichter theoretische natuurkunde studeerde en dus ook goed thuis is in de wiskunde, maar het schept ook rust en draagt bij aan de balans die de gedichten inhoudelijk hebben. En behalve gestudeerd, is de dichter ook belezen. Uitgerust met zowel een wiskundeknobbel als een talenknobbel is hij goed ingevoerd in de Russische literatuur en vertaalt hij met verve gedichten uit het Russisch. Een speciaal tweede deel van de bundel is daaraan gewijd, waarbij opvalt dat er een duidelijke voorkeur is voor Russen uit de negentiende en het vroege begin van de twintigste eeuw. Romantici vooral.

Ook in het eerste en langere deel van de bundel komen Russen voorbij, evenals een ode aan Johan Bouwmeester (1936-2020), boekhandelaar en antiquaar die in Deventer het bijzondere antiquariaat Lomonosov runde, geheel gewijd aan de Slavische letteren. Bouwmeester was ook de grondlegger van de bekende Deventer boekenmarkt. Catullus, Horatius, García Lorca en Li Bai doen ook mee. Allemaal nogal ongedwongen en waar nodig met een summiere toelichting achter in de bundel.

Een gedicht dat dit alles mooi samenvat, is ‘Het advies’:

En over (of tegen) de melancholie, met een mooi visueel taalgrapje:

Paul Bezembinder, Kamermuziek. Oostburg: Uitgeverij Leeuwenhof 2025, 98 pp., ISBN 978-94-93155-26-8, pb., € 20,00.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *