Column door JACE van de Ven •
Popmuziek heeft mij nooit geïnteresseerd. Ik kon me niet voorstellen dat er uit liedjes als ‘She loves you, jeh, jeh jeh’, ‘Lucky Lips’ of ‘Kom van dat dak af’ ooit iets zou groeien wat de moeite van het beluisteren waard zou zijn. Mensen die deze songs leuk vonden, hobbelden een week later even vrolijk achter het deuntje aan dat dan weer nummer één stond. Ik had er niets mee en sloot me er zoveel mogelijk voor af, hetgeen nog niet zo makkelijk was, want overal hoorde je het meest commerciële riedeltje van het moment.
Ook had ik iets tegen elektrisch versterkt geluid. Voor mij moest muziek akoestisch zijn en de teksten die gezongen werden verstaanbaar. Op zich heel redelijke eisen, vind ik nog steeds, maar mijn afkerigheid heeft er wel voor gezorgd dat belangrijke ontwikkelingen in de muziek volkomen aan me voorbij zijn gegaan. Al snel – de jaren zestig waren nog niet voorbij – ontstond er vanuit de popmuziek een circuit dat de commercie achter zich liet en met behulp van nieuwe technische mogelijkheden op zoek ging naar manieren om de menselijke oergevoelens te verklanken. Ik hoorde er wel over van vrienden die elk hun eigen specifieke stroming in die mêlee volgden, maar hield het zelf bij oorspronkelijke volksmuziek, vertolkers van het luisterlied en klassiek, van Gregoriaans tot en met Strawinsky. Meer kon mijn gehoor niet aan.
Uit de hele wereld naar Roadburn
Zonder het hardop uit te durven spreken, want stiekem wist ik wel dat er ook buiten mijn voorkeursgebied soms goeie muziek gemaakt werd, categoriseerde ik de rest als herrie. Dat duurde zo een zestig jaar lang – ik ben nu vijfenzeventig. Pas vorige week is daar mogelijk een einde aan gekomen en wel door een uitspraak van onze vriendin Esther die telkenjare van het noorden van het land naar Tilburg afzakt om daar het Roadburn Festival te beleven.

Dat Roadburn Festival trekt al zo’n twintig jaar duizenden liefhebbers van over de hele wereld naar Tilburg. Elk jaar vier dagen in april zie je hen het centrum van de stad bevolken, vaak in groepjes die zich rustig voortbewegen naar weer een concertpodium. Ze komen om de nieuwste ontwikkelingen in de harde muziek te ervaren en gaan bijna zonder uitzondering in het zwart gekleed. Esther is een van hen.
Mijn afkerigheid heeft er wel voor gezorgd dat belangrijke ontwikkelingen in de muziek volkomen aan me voorbij zijn gegaan.
Toen ik haar na twee dagen festival sprak, leek het mij beleefd om te vragen of ze nog iets bijzonders had meegemaakt op Roadburn. Ik stond al klaar om tijdens haar antwoord een beetje gratuit te gaan staan knikken, toen ze opeens iets zei, dat me uit het lood sloeg. “Bij het optreden van Steve von Till heb ik toch zo vreselijk moeten huilen”, zei ze.
Pats! Daar ging ik met mijn muziekcategorie ‘herrie’. In dezelfde seconde dat zij haar zin uitsprak, begreep ik dat het in veel harde muziek gaat om noodzakelijke herrie, dat er doorleefd gevoel achter die herrie zit en dat hij functioneel opgebouwd wordt. Het is kennelijk niet het alleenrecht van een jazzsolist, een klassiek strijkkwartet of een getalenteerd operazanger om toehoorders emotioneel te ontregelen. Met harde muziek kan het ook.
Huilen bij heavy metal
Meteen wilde ik weten of anderen bij het luisteren naar heavy metal ook ooit tranen hebben gelaten. Omdat er onder mijn vrienden maar eentje zit die van dat soort muziek houdt, mailde ik hem, de schrijver Anton Dautzenberg. Ik vroeg hem wat hij van Roadburn vond en of hij ooit had moeten huilen bij de soort muziek die daar gespeeld wordt. In zijn antwoord ging hij alleen in op het eerst deel van de vraag. Hij – en ik geef zijn antwoord helemaal weer, omdat het mijns inziens zinnige dingen over het voorbije festival zegt – schreef:
Ik was er twee dagen, vrijdag en zaterdag. Mijn algemene indruk: de laatste jaren maken steeds meer woest brullende demonen plaats voor lieflijk zingende engeltjes. Quiet is the new loud. Of zoiets. De wortels van het festival, stoner metal, worden in toenemende mate veronachtzaamd. Of positiever geformuleerd: ze dienen als voedingsbodem voor nieuwe stromingen en (half)parasieten. Dat laatste klinkt lelijker dan ik het bedoel, want het festival bloeit. Er is veel aanwas van jong publiek, veel meisjes ook – dat laatste zal je bevallen.
Toch vind ík de ontwikkeling minder boeiend. Het wordt me te netjes, te politiek correct, er is nauwelijks nog plaats voor échte verrassing, voor onvoorziene transgressie – in de brede zin van het woord. Het zal aan mijn smaak en vast ook aan mijn leeftijd liggen. En aan de tijdgeest; kunst mag niet meer (echt) verontrusten, het bevestigen van beleid scoort beter dan het bevragen of bekritiseren ervan. Het festival richtte zich expliciet op ‘creating a safe space together’, dan weet je het wel. (In de meer dan twintig jaar dat ik het festival bezoek, heb ik nog nooit iets vervelends meegemaakt. Creating a safe space? Modieuze prietpraat die het goed doet bij subsidieverstrekkers. Het incasseringsvermogen erodeert.) En dat zie je terug in de programmering.
Dat neemt niet weg dat ik mooie (en ook ontroerende) optredens heb gezien: 40 Watt Sun (solo), Stress Positions en vooral Sumac met Moor Mother. gr. A.
Harde-muziek-analfabeet
Mooi antwoord, voer voor discussie, maar niets over tranen. Dus spreek ik hem daarover aan tijdens ons wekelijks biljartavondje. Het levert een mooi gesprek op over bezwerende thema’s in de muziek die aangrijpend worden uitgebouwd en uiteindelijk culmineren in een overweldigende catharsis. Ja, daar is hij zelf ook wel eens zo bijzonder door aangedaan geraakt. Het dreunde door tot diep in zijn buik. Hij noemt namen die mij als harde-muziek-analfabeet niets zeggen: Bell Witch; de integrale vertolking van Dopesmoker door Sleep en Heavy Jam met J. Mascis op gitaar.
Als ik later via Youtube deze muziek en ander Roadburnachtig materiaal beluister, kom ik er achter dat iemand niet zomaar in één nacht een harde-muziek-fan kan worden. Daar is meer voor nodig. Wel herken ik veel van de – om maar eens een germanisme te gebruiken – theatraliteit van een Wagner of zelfs Beethoven in deze heavy metalnummers. Zowel qua inhoud en qua opbouw.
ik kom er achter dat iemand niet zomaar een harde-muziek-fan kan worden.
Daar is meer voor nodig.
Hoe had ik zestig jaar kunnen denken dat die zwoegers die de commercie in de popmuziek overboord gooiden en experimenteerden met harde geluiden, voortbouwden op niemandalletjes als ‘She loves you, jeh, jeh, jeh’ of ‘Lucky Lips’. Ze bouwden veeleer voort op composities van mijn eigen helden, maar gebruikten daarbij hun eigen eigentijdse middelen en mogelijkheden. Iedereen wist dat waarschijnlijk al, maar ik kwam er pas rond Pasen 2025 achter.
Meer columns van JACE van de Ven op Brabant Cultureel
© Brabant Cultureel 2025