poëzie door Carina van der Walt •
I
het is fijn om thuis te komen na school
& er hangen 3 nieuwe identieke jurkjes
voor mijn zusjes & mij in de kamer van pa & ma
niet dat ik zoveel van jurken hou helemaal niet
maar
de jurkjes zeggen dat we naar de boerderij gaan
daar waar ik urenlang onder de perzikboom
kan liggen & lezen & dromen met mijn blad Patrijs
een beetje zoals ma doet met haar Burda Style
zo hangt zij haar dromen om onze schouders
maar
onder die dromen word ik altijd te snel vuil
terwijl ik de rijpste perziken voor de vogels pluk

II
het 1ste wat ik in wil pakken
is mijn nieuwste Patrijs &
mijn som met het beste cijfer
ooit dat ik aan opa wil laten zien
oma houdt toch niet van punten
daarna moeten er nog in mijn koffer
3 broekjes 1 stel sokken kniekousen
2 korte broeken 1 lange broek 3 hemdjes
1 kerkjurk voor zondag
als laatste bovenop die stomme zonnehoed
zodat ma uit de hoek van haar oog kan zien dat ik luister
[klaar is klaar zei het vrouwtje met haar hoed op in het bad]

III
Kanna
is mijn naam
ik sta waar ik sta
in oma’s nette bloembedding
ik bijt op het puntje van mijn tong
zie hoe een bloemtong rood tegen me vloekt
ik sta vast gevangen tussen witgekalkte stenen
maar ik ga nog niet naar huis nog lang niet

IV
na elk weekend op de boerderij
rijden we op de rug van een zwaluw
vrolijk terug naar Welkom
acacia’s & pollen
kaal land & vaal gras
zingen we tegen de verlatenheid in
hoe ry die boere sit-sit so
& daar kom die wa die vuurperdewa
& suikerbos ek wil jou hê
& my Sarie Marais is so ver van my af
tot pa de neus van de zwaluw keert & start met
– ik hou van Holland landje aan de Zuiderzee –
de dam naast de mijnhoop in Welkom is leeg
ik weet zeker hoe de flamingo’s zich voelen
als ze zien dat de zomer voorbij is

V
op een keer zag ik hoe de flamingo’s uit de dam naast de mijnhoop vertrokken
hoe elkeen in de zwerm een paar treden op het water trapte vleugels klapte opsteeg
met lange poten lange vleugels lange nekken kromme bekken alles uitgestrekt
tot ze samen de randen van de wazige zon in 3 tinten roze kleurden
het noorden is hun wonderwereld
Carina van der Walt (Welkom, ZA) kwam voor haar studie Afrikaanse en Nederlandse Letterkunde in 2003 naar Nederland en woont sinds 2007 in Tilburg. Zij debuteerde in 2015 als dichter in Nederland met ‘Amalgaam’, een tweetalige bundel samen met Willy Martin, en in 2021 in Zuid-Afrika met ‘Landluisteraar’. Die laatste bundel is een verlengstuk van ‘Stilspraak’ (2020), haar werk over de ‘land art’ van Strijdom van der Merwe. Van der Walts gedichten verschenen in diverse bloemlezingen, literaire tijdschriften en webmagazines. Zij is lid van de redactie van Brabant Cultureel.
Beeldmontage > Hans Lodewijkx
© Brabant Cultureel 2025