De opkomst en ondergang van de textielindustrie in Tilburg, maar dan door de ogen van de arbeiders, dat is ‘Het verdriet van Tilburg’. Het boek is ook een familiegeschiedenis in die zin dat de grootvader van auteur Maarten van Riel de inspiratie vormde. Het is geen geschiedenisboek in strikte zin, maar wel gebouwd op degelijk archiefonderzoek door een auteur die historicus is. Hij kreeg er alvast de Lanciersprijs voor.
door Henk Naaijkens
Toen Maarten van Riel (1982) terugverhuisde naar zijn geboortestad Tilburg kwam hij in aanraking met zijn familiegeschiedenis. Zijn moeder vertelde hem over het pijnlijke lot van zijn grootvader, een van de duizenden textielarbeiders in Tilburg. Zijn grootouders hadden elkaar kort na de oorlog in de AaBe Fabriek ontmoet en probeerden tijdens de ‘gouden jaren’ van de textielindustrie een leven op te bouwen. De keerzijde hiervan werd hem snel duidelijk. Hij raakte steeds meer geïnteresseerd en dook de archieven in. Maar over zijn grootvader was helaas weinig te vinden.
Een boeiend tijdsbeeld
Toch leverde zijn zoektocht naar de verdrietige levensloop van zijn grootvader Frans een prachtig resultaat. Het verdriet van Tilburg geeft een boeiend tijdsbeeld van de opkomst en de teloorgang van de Tilburgse textielindustrie. Maar ook het lot van de arbeiders, de ontwikkeling van de stad, de identiteit van de Tilburgers en de problemen en twijfels tijdens het zoeken van de auteur komen uitgebreid aan bod.
Dat zoekproces viel hem aanvankelijk niet mee. Sommige archieven waren vanwege corona beperkt toegankelijk. De archieven van de bedrijven waar zijn grootvader werkte, bleken zelfs niet meer te bestaan. En veel archiefmateriaal was inmiddels vernietigd, zoals de collectie van de Tilburgse gemeentepolitie van de jaren 1948 tot 1968. Tijdens het doorwerken van het politiearchief – ‘Ik heb tienduizenden processen-verbaal doorgenomen’ – kreeg hij blaren op zijn vingers. Toch nam zijn informatiehonger en werkdrift alleen maar toe, aangespoord door bekende biografen uit het verleden. Maar vooral zijn eigen familiegeschiedenis motiveerde hem om verder te gaan. Want die stond symbool voor een tragische ontwikkeling.
‘Ondertussen realiseer ik mij dat mijn droevige familiegeschiedenis binnen een groot verdriet valt dat over Tilburg neerdaalde vanaf 1965. Binnen twee decennia is vrijwel de hele textielindustrie weggevaagd, uitgegumd alsof ze nooit bestaan had. In het kielzog van die economische kaalslag werden dromen gesmoord en vele mensenlevens verwoest’, schrijft hij in het boek.
Arbeiders die verstrikt raakten in de weefgetouwen
Speurend in de archieven kwam Maarten van Riel tot de bevinding dat de verhalen over het Tilburgse textielverleden primair worden verteld vanuit het perspectief van de fabrikanten, ‘want zij lieten een gigantische papierwinkel na’. ‘Op een enkel detail na is er niets dat memoreert aan de arbeiders die verstrikt raakten in de weefgetouwen, aan de kinderen die rondsjokten in de fabrieken, aan de ongeschoolde dove arbeiders die zich kapotwerkten. Toen heb ik op een andere manier geprobeerd het leven van alledag van mijn grootvader en de duizenden mensen met hem te reconstrueren’, schrijft Maarten van Riel.


Informatie over het overlijden van zijn grootvader Frans was zoeken naar een speld in een hooiberg, maar leverde als ‘bijvangst’ een boeiende geschiedenis op van de opkomst en ondergang van de Tilburgse textielindustrie. Vooral in de politiedagboeken kwam hij interessante informatie tegen. ‘Het ging er mij om een tijdsbeeld te schetsen. Je kunt je nu moeilijk voorstellen hoe het was om in die tijd te leven. Bijvoorbeeld dat je aangifte deed als je je hond was verloren in het café. Maar in de politiedagboeken komt de teloorgang van de Tilburgse industrie nauwelijks ter sprake. Ook in andere boeken of in kranten wordt dat beeld niet geleverd.’
Twijfel en schaamte
Tijdens zijn zoektocht ontdekte hij veel over de ontwikkeling van de stad en zijn bewoners, het leven van alledag, over de mensen die in armoede leefden in contrast met degenen die zich in bevoorrechte posities bevonden. De dagboeken van de politie boden hem een kijkje achter de schermen en openden een wereld die zich had onttrokken aan de kranten. ‘Dat beeld ontstaat pas als je iets gaat bekijken dat achter slot en grendel ligt en dat pas na 100 jaar toegankelijk is. Dan krijg je iets bijzonders te pakken. Hiermee heb ik een beter beeld gekregen van de stad, het leven van de inwoners en de wonderlijke wereld van het politiecorps.’



Soms werd hij overvallen door twijfel en schaamte. Hij vroeg zich af waarom hij werkte aan een boek over zijn familiegeschiedenis en niet over zijn werk als bommenzoeker of aan de biografie van een Italiaans eiland waar hij al jaren over fantaseert. ‘Iemand vond de titel Het verdriet van Tilburg ook veel te negatief.’ In zijn hoofd stonden al drommen boze Tilburgers voor zijn deur: ‘Wat een schandalige boektitel meneer Van Riel!’ Ben ik niet te veel bezig met het bevlekken van mijn eigen familiegeschiedenis en die van Tilburg, vroeg hij zich regelmatig af.
Woede om het onrecht
Maar deze momenten van twijfel wakkerden tegelijkertijd het vuur aan bij de historicus Maarten van Riel. Zijn woede over het onrecht dat generaties Tilburgers is aangedaan, hoe ze werden leeggezogen in de fabrieken, slaafs aan de fabrikant en de kerk. Hij ging onverdroten verder met zich te verdiepen in archieven, politierapporten, adresboeken, ving bij familieleden anekdotes op en realiseerde zich steeds meer: ‘Dit verhaal moet geschreven worden. Want het is mijn boek, mijn stad en mijn verklote familiegeschiedenis. En het is mijn taak als historicus om verhalen te vertellen, ook al zijn die verhalen niet altijd even fraai en speelt mijn familie hierin niet altijd een glansrol.’


Het resultaat is een mooi tijdsbeeld van een bepalende periode in de Tilburgse geschiedenis die werd gedomineerd door de fabrikanten en de katholieke kerk. Maar in Het verdriet van Tilburg eisen de arbeiders een hoofdrol voor zich op. Van Riel: ‘Ik had een duidelijk beeld dat de kerk en de fabrikanten de boel hebben verstikt. Zij schoven een stolp over de stad die pas verdween in de tachtiger jaren. Koning Willem II was hier erg gelukkig en kon naar eigen zeggen vrij ademen in zijn stad. Maar mijn grootouders konden dat niet, en met hen heel veel andere mensen. Kijk naar het gedwongen huwelijk, het “zwarte contract” (onderlinge afspraken tussen de fabrieksdirecteuren), het karig pensioen dat de arbeiders uiteindelijk bleken te hebben. Zij bleven met lege handen achter, terwijl de fabrikanten er op tijd de stekker uittrokken en hun fabrieksterreinen verkochten aan de gemeente. Die mocht de vervuilde grond vervolgens saneren.’
De opkomst van een nieuwe stad
Maar in de jaren tachtig ontstaat er een ander beeld, wanneer de kerken en de fabrieken worden gesloopt. De economische toestand verslechtert en de gemeente moet zich heroriënteren: wat wil je als stad. Van Riel: ‘Pas in de jaren negentig wordt het negatieve beeld gekanteld en zie je wat Tilburg in potentie altijd al was. Het beeld van roze maandag vind ik het meest briljante voorbeeld, want wie had dat twintig jaar eerder kunnen bedenken? Dat had de katholieke kerk, die honderd jaar lang carnaval verbood, nooit geaccepteerd! Pas na het verdwijnen van de fabrieken en de katholieke kerk krijg je te zien hoe de stad werkelijk is.’


Het Verdriet van Tilburg is geen ingewikkelde studie en leest als een roman. Het boek is opgedeeld in korte hoofdstukken over het katholieke bolwerk, de beide wereldoorlogen, suïcide, de ‘haves’ en ‘have-nots’, de opkomst en ondergang van de textielindustrie, de stad in crisis na het vertrek van burgemeester Becht (bijgenaamd ‘de sloper’) in 1976, maar ook over de opkomst van een nieuwe stad in wording en de herleving van de Tilburgse identiteit. Met zijn zoektocht in de archieven betrekt Van Riel de lezer bij het proces. Het boek beoogt geen complete geschiedenis van de stad te zijn.
Meer dan het verhaal van Tilburg
Maarten van Riel: ‘Het is bovendien niet alleen het verhaal van Tilburg, het is veel meer. Want in veel andere steden spelen zich vergelijkbare geschiedenissen af.’ Van Riel studeerde Geschiedenis en Internationale betrekkingen. Hij werkt bij een bedrijf dat archiefonderzoek en bodemonderzoek doet naar ‘ontplofbare oorlogsresten’ uit de Tweede Wereldoorlog. Eerder publiceerde hij Zaterdagmiddagrevolutie en Op reis met mijn vader.
Op 17 april 2025 won hij met Het verdriet van Tilburg de Lanciersprijs 2025, de prijs die om de twee jaar wordt uitgereikt aan een onderzoeker die bronnen van Regionaal Archief Tilburg op bijzondere wijze heeft gebruikt.

“In een moment van onbedwingbare nieuwsgierigheid mail ik de archivaris. Ik vraag ontheffing aan voor een reeks dagboeken van de Tilburgse recherche, van januari 1970 tot december 1979. Dat blijken bij nader inzien 53 dozen met 106 boeken te zijn. (…) Gemiddeld telt één boekwerk 750 pagina’s. dus dat zijn dan zo’n 90.000 pagina’s. Vaak staan er twee mutaties op één pagina, het gaat dus om 160.000 mutaties in totaal. Of ik dit krankzinnige idee ook nog kan onderbouwen door een fatsoenlijk onderzoeksdoel te formuleren, vraagt de archivaris. Daar moet ik even over nadenken. Wat me in ieder geval blijft bezighouden is de gedachte dat mijn grootvader onmogelijk de enige fabrieksarbeider kan zijn die een eind aan zijn leven heeft gemaakt in die periode. Of om het wat wetenschappelijker te formuleren: is er in Tilburg een causaal verband tussen suïcide en de ondergang van de textielindustrie?” (…)
Een week later krijg ik bericht: de dozen staan klaar.
Het verdriet van Tilburg – Hoofdstuk 5 > Een krankzinnig idee

Maarten van Riel, Het verdriet van Tilburg. Amsterdam: Thomas Rap 2025, 416 pp., ISBN 9789400410343, pb., € 26,99.
Beeld voorpagina: Bewerking van de tekening in het briefhoofd van H. Eras & Zonen, fabrikanten van wollen stoffen in de Goirkestraat. Afgebeeld is de situatie rond 1921. Eras was lange tijd de grootste wollenstoffenfabriek van Tilburg. Beeldbewerking > Hans Lodewijkx
Meer over historie op Brabant Cultureel
© Brabant Cultureel 2025