In de armen van mijn ouders gelegd

poëzie door Frederike Luijten

hoe de stad zal zingen

tussen de pont en het textielmuseum
word ik door drie geesten
in de armen van mijn ouders gelegd
de eeuwenoude muren zingen ons toe
schudden onverstaanbaar in hun dialect
mijn opa wijst niet op zijn woordenboeken
niet op de dialectposter bij de deur
hij vertaalt

ze zingen over woensdagmiddag
                        lempers
                                   batatas
            knakworstjes
een stormachtige dag
een kunstlokaal vier hoog
ze zingen als de treinen langs de hall of fame
            alleenhouderstraat 
                                   de oude warande
als een versierde bolderkar
            de kop van de kat is jarig
over de besterd
regen op het dak van portagora
ze zingen in de aula van den bijsteren
            wat is het heerlijk bij ‘t kribbetje fijn
ze zingen snoep tegenover de kerk
groeten zijn verbrande koning

mijn moeder vraagt of dat is wie ik zal zijn

ze zingen dat ik tilburg zal zijn
zal bouwen
            en bouwen
                        en bouwen
fundering zal leggen
            wortels zal groeien
ze tegen elkaar op zal laten botsen
me zal opkrullen om de treinrails
men wakker zal houden als een goederentrein
                        een introductieweek
                                                de kermis
                                   een optocht
als een schrijver met leesachterstand
straf en dyslexie en adhd en boosheid op de gang
                        luidruchtig
            onzorgvuldig
                        besluiteloos
haar bushalte drie keer verplaatst
mismatchende gebouwen uit de grond gestampt

ze zal de stad zijn
niet leren om keuzes te maken
                                    om stil te zijn
            om zich klein te houden
ze zal bouwen
de muren laten zingen
het laten weerklinken in verwaterd dialect
een geleend woordenboek in de hand

en toch

1. we zullen vastleggen
pakken onze pennen erbij
onze beitels
kwasten, camera’s
spuitbussen, dansschoenen
speakers, gitaren, microfoons
typemachines, stoffen
en schetsen hoe de zon ondergaat
hoe de stadsheer goudkleurig over de stad uitkijkt
een voorstelling van wie er thuizen maakt of
van de treinen vertraagd langs
dezelfde kleur herfstbomen
de universiteit

nee wacht, dit klopt niet

2. en toch leggen we het vast
onze pennen, beitels, kwasten, stoffen etc.
die werden weggeschoven en alle zekerheid verloren
waarmee we vingen hoe we hetzelfde
en toch in ons diepste anders waren
iets onvangbaars opgeslagen weggeschoven
onderdrukt bevraagd luxeproduct

wacht, nee

3. we legden het toch vast
pijnlijke momenten en zonsondergangen
onzeker in hoeveel niet vastgelegd
hoeveel er ontzegd werd
pakten onze pennen, beitels, kwasten, camera’s
spuitbussen, dansschoenen, gitaren, microfoons
typemachines, stoffen, en vroegen om zekerheid
om iemand die het verstond en kon vertalen
het onder woorden en in kaart kon brengen
iemand die kon blijven
vastgelegd

die zegt: nee, nee, nee
wacht eens even, dit klopt niet

4. ze zegt
leg het nou vast
mooie dingen moeten blijven
de zonsondergangen, de universiteit, de herfstbomen
onze pennen, onze kwasten, onze stoffen
confronterend, verbindend, vormend
de dingen die ons mens maken
leg ze vast

Frederike Luijten (1998) is momenteel de stadsdichter van Tilburg. In haar werk zoekt zij nieuwe vormen en interdisciplinaire samenwerkingen. In 2020 studeerde zij af aan Creative Writing ArtEZ en Luijten is actief binnen Tilt en als oprichter van het literaire platform Seizoenszine. Tevens maakt ze deel uit van schrijverscollectief Wildgewelf.

Het gedicht ‘hoe de stad zal zingen’ schreef Frederike voor haar inauguratie als stadsdichter. ‘In het gedicht probeer ik zowel de identiteit van de stad als ook mijn eigen identiteit te vangen. Hierin speelt de geschiedenis van de stad en mijn familie een rol, maar ook het doorontwikkelen daarvan. De stad en “het meisje” worden één.’

Het tweede gedicht is door Frederike in opdracht van Stichting Cools geschreven voor Marcelle Hendrickx bij haar afscheid als wethouder van o.a. cultuur. Het gedicht probeert twee kanten van kunstenaarschap te vangen. Aan de ene kant het plezier dat hoort bij vastleggen, maken en observeren, en aan de andere kant de onzekerheid en boosheid die komt kijken bij een onzekere praktijk. Uiteindelijk vindt het gedicht daarin een middenweg wanneer het gaat over Hendrickx, omdat zij voor de kunstenaars in Tilburg een stem is geweest die steeds beide kanten heeft gehoord, vertaald en verwoord waar dat nodig was. 

Foto voorpagina > Frederike Luijten gefotografeerd door Anna Perger

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *