column door JACE van de Ven •
We beginnen met de eerste twee strofen van het ‘Lied van 1000 Soldaten’ van de Westvlaamse zanger Willem Vermandere. Het lijkt op gemakzucht, een lied dat al vijftig jaar oud is, weer eens van stal te halen, terwijl zoveel journalisten dat al gedaan hebben als ze het over de Eerste Wereldoorlog willen hebben. Maar wat moet je, als er geen tekst bestaat die het Westvlaamse landschap met zijn kleine dorpjes, omgeven door soldatenkerkhoven, zo exact typeert. Na een aantal maten gitaarspel klinkt parlando en bijna fluisterend de stem van de inmiddels vijfentachtigjarige Vermandere:
als ge van ze leven in de westhoek passeert
deur regen en noorderwinden
keert omme den tied als g’alhier passeert
den oorlog ga j’hier were vinden
ja ’t is den oorlog da j’hier were vindt
en ’t graf van duuzend soldoaten
altied iemands voader, altied iemands kind
nu doodstille en godverlaten

Het moet rond 1980 geweest zijn, vier jaar nadat dit lied werd uitgebracht, dat ik gepakt wordt door de Eerste Wereldoorlog. Het is tijdens een fietstocht. Net begonnen aan de klim van de Kemmelberg – de steile kant vanuit Dranouter/Loker – moet ik voet aan de grond zetten omdat mijn derailleur vast blijft zitten. Ik sleur fiets en lijf naar de kant van de weg en ga teleurgesteld in de berm zitten. Het is net naast de plek, lees ik even later, waar de botten van meer dan vijfduizend ongeïdentificeerde Franse soldaten in een massagraf zijn gestopt. Alleen de ongeïdentificeerde, denk ik, en ik hoor Willem Vermandere in zijn ‘Lied van 1000 Soldaten’:
laat de bom’n nu maar zwiegn
en dat ’t gras niets verteld
en de wind moet ’t ook maar nie zing’n
dat julder’n dood tot niets hè geteld
dat woaren al te schrik’lijke dingen
Een paar jaar later, in 1982, mag de dan negentienjarige Diederik van Vleuten, nu bekend als theatermaker, met zijn vader en zijn oom mee op een WOI-bedevaart naar de Somme. Hij ontdekt de grafsteen van kapitein Duncan Martin, de man die op 1 juli 1916 zijn superieuren waarschuwde om niet op te trekken richting Duitse linies, omdat die mitrailleurposten hadden opgesteld. Zijn superieuren luisterden niet, Martin moest met zijn manschappen in de aanval. Zij werden tot de laatste man neergemaaid. Er sneuvelden die eerste juli bijna twintigduizend Engelse soldaten.
Ik lees het verhaal van Diederik van Vleuten in het boek Zwijnestaarten van Ieper dat afgelopen week verscheen. Het boek is gewijd aan het werk dat de Tilburgse kunstenaar Geert Koevoets (1957) maakte naar aanleiding van WOI. Behalve een bijdrage van Diederik van Vleuten staan er onder meer teksten in van Dominiek Dendooven van het In Flanders Fields Museum in Ieper en van Marco van Bel van Museum Schlosspark in Bad-Kreuznach.

Net als schrijver dezes en theatermaker Diederik van Vleuten werd Geert Koevoets ooit getroffen door WOI. Dat was tijdens een vakantie in 1997 in de buurt van Ieper. Hij kwam erachter dat de middeleeuws ogende stad er in 1918 tot de grond toe verwoest bij had gelegen en dat er stemmen opgingen om haar nooit meer op te bouwen en de puinhopen blijvend te etaleren als schrijnend monument van menselijke agressie. Zo ver kwam het niet omdat particulieren onmiddellijk begonnen hun eigen huisjes weer op te bouwen en er een hulpplan kwam.

Geert Koevoets keek in 1997 met grote ogen rond. Hij zag de heuvelrug ten noorden, oosten en zuiden van Ieper van waaraf de stad vier jaar lang beschoten was en kwam op een van die heuvels terecht in het particuliere Hill 62 Museum. Daar was de chaos van 1914-1918 nog onaangeroerd te aanschouwen. En er waren nog originele loopgraven en series driedimensionale foto’s die de verschikkingen van toen in zwartwit bijna tastbaar maakten. Alles kapotgeschoten en geschandaliseerd, een van dood stinkend landschap, van mosterdgas omgekomen mensen, een paard dat door een bom opgeblazen in een boom was blijven hangen.

Vanaf dan wordt de Eerste Wereldoorlog zichtbaar in het werk van beeldend kunstenaar Geert Koevoets en gaat er nooit meer uit weg. Maar hij doet dat niet via afschuwelijke beelden als door mij in de vorige alinea verteld. Hij gebruikt in zijn kunstwerken historische oorlogsfoto’s die hij naar de menselijke maat levensgroot uitvergroot. Daardoor lijkt het of je zo in de verschrikkingen van de oorlog van meer dan honderd jaar geleden zou kunnen stappen, maar in een landschap dat er op het eerste gezicht haast abstract uitziet en pas bij nadere beschouwing zijn reële wonden en onderliggend verdriet niet kan verbergen.

Als uitroeptekens plaatst hij levensgrote zwijnenstaarten in die afbeeldingen. Zwijnenstaarten zijn metalen staven van bijna twee meter lang. Aan de onderkant lopen ze uit in een spiraal, aan de bovenkant zijn er enkele ogen in gesmeed. De spiraal was bedoeld om zo’n zwijnenstaart snel in de grond te kunnen schroeven. Stond hij eenmaal, dan kon men door de ogen van het deel dat nog boven de grond uitstak, in no-time prikkeldraad trekken om zo een gemeen obstakel te maken voor aanvallen vanuit vijandelijke loopgraven. Tienduizenden soldaten zijn in het prikkeldraad van zwijnenstaarten blijven hangen.

De zwijnenstaarten van Geert Koevoets zijn niet van ijzer of metaal, maar op ware grootte nagemaakte sculpturen uit gebogen fluorescerende buislampen, sommige gevuld met neon – dan geven ze rood licht – sommige gevuld met argon – dan schijnen ze blauw. Zoals ik al zei, kun je die lichtende zwijnenstaarten zien als uitroeptekens die je waarschuwen: wie vanaf hier verder gaat, laat alle hoop varen! Maar misschien zijn er ook wel beschouwers die de lichtgevende sculpturen, geplaatst bij de verwoestingen die de mens aanrichtte, zien als de wankele zekerheid dat er altijd licht in de duisternis zal zijn. Dat er boven de verschroeide aarde licht blijft schijnen voor wie gelooft in de mens en zijn toekomst. En de kunstcriticus pur sang ziet de zwijnenstaarten niet anders dan als sculpturale vormen.

Maar de bedoelingen van Koevoets gaan verder dan alleen sculpturale vormen. Hij wil het idyllische landschap van de Vlaamse Westhoek met zijn prachtige witte kerkhoven in het groen ontdoen van het beetje aarde waarmee vier jaar hel en verdoemenis zijn toegedekt. Net als Vermandere fluistert hij je dwingend toe:
ja ’t is den oorlog da j’hier were vindt
en ’t graf van duuzend soldoaten
altijd iemands voader altijd iemands kind
duuzend en duuzend soldoaten,
duuzend en duuzend soldoaten,
duuzend en duuzend soldoaten
en nog duuzend en duuzend…
Behalve met oorlogslandschappen, werkt Koevoets ook met oorlogshospitalen als achtergrond en met het in verschillende materialen verbeelden van koppen van soldaten die door gifgas omkwamen. Ook hier wordt duidelijk gemaakt wat er onder een laagje dek-aarde schuilgaat. Ook zij zijn sculpturale entiteiten, sober, niet gemaakt om te shockeren, maar ook zij laten de kijker niet met rust.
Geert Koevoets, Zwijnestaarten van Ieper. Eindhoven: Lecturis 2025, 96 pp. 23 x 28 cm, ISBN 978 94 6226 526 4, pb., € 35,00.
Uitgeverij Lecturis
Luister naar Willem Vermandere > Lied van Duizend Soldaten
Lees ook de column van JACE van de Ven over Museum War for Peace
Of andere columns van JACE van de Ven op Brabant Cultureel
© Brabant Cultureel 2025