door JACE van de Ven •
Deze maand twee dichtbundels toegestuurd gekregen. Zelf zou ik ze nooit gekocht hebben, maar lezing ervan heeft me wel verrijkt.
Weet u hoeveel psalmen er zijn? Nee! Ik zoek het voor u op in de bijbel die ik ooit van een Jehova Getuige aan de deur gekregen heb, in de tijd dat ik nog met zeloten in discussie ging. Er zijn honderdvijftig psalmen. Diaken Rob van Uden (1960) uit Rijen heeft naar aanleiding van elke psalm een gedicht gemaakt. In zijn bundel Ongelooflijk, ‘Voor ongelovigen, twijfelaars en zelfs voor gelovigen’, staan dus honderdvijftig gedichten waardoor er een bundel van liefst 209 pagina’s is ontstaan.
Alle gedichten hebben steeds als motto één of twee frasen uit de corresponderende psalm meegekregen. Ook geeft Van Uden zijn gedichten een titel, hetgeen de oorspronkelijke psalmen niet hebben. Er zijn titels als ‘Moge God ons zegenen’, ‘Ontwaak, mijn ziel’ of ‘Eeuwig duurt uw trouw’. Titels van gebeden, zou je zeggen. Afgaande op de ondertitel van de bundel zijn ze kennelijk op de eerste plaats bedoeld voor ongelovigen. Dacht uitgever Hein van Kemenade daarom dat ik deze bundel graag zou willen bespreken? Hij stuurde hem naar mij op, maar ik vraag me af of de teksten aan mij besteed zijn.
Hoezo Gods ingeving? Wie zegt dat?
Eerst wil ik wat meer weten over de psalmen. Volgens mijn Encyclopedisch Kerkelijk Woordenboek uit 1938 zijn psalmen ‘vrome liederen, voor den Israëlitischen eredienst of privé-gebruik onder Gods ingeving gedicht, en in den Bijbel opgenomen’. Maar dit helpt mij niet om me onbevangen op de teksten voor te bereiden. Ik steiger onmiddellijk: Hoezo onder Gods ingeving? Wie zegt dat? En, als er een God bestaat, is die het dan wel met die bewering eens?
Maar, nou niet boos worden, Rob van Uden heeft de tekst van mijn kerkelijk woordenboek niet geschreven en pretendeert hoogstwaarschijnlijk niet dat hij zijn gedichten onder Gods ingeving heeft gedicht. Al lezende in zijn poëzie zie ik dat hij met de psalmen als structuur allerlei levensvragen onderzoekt. Op de achterflap probeert een tekst dat ook te duiden. Het gaat over zin en onzin, geloof, twijfel en ongeloof en daarbij ‘is een sterke betrokkenheid zichtbaar op actuele onderwerpen zoals onverschilligheid, rellen en verbinding; digitalisering, social media en communicatie; complotten, manipulatie en waarachtigheid; ziekte, dementie en mantelzorg; landbouw, klimaat en duurzaamheid; Black lives matter, LHBTIQ+ en diversiteit’. Zowat alles dus.
Die lange uren in de kerkbanken zitten me dwars
Verschillende keren neem ik de bundel ter hand, maar de teksten willen bij mij niet beklijven. Uiteindelijk volg ik de aanbeveling van componist Daan Manneke die op de binnenflap van de bundel staat afgedrukt: ‘(…) ga rechtop staan en lees de o zo muzikale teksten hardop in een rustig tempo. Soms tegen een U dan weer in zichzelf gekeerd of uitbundig uitgaand.’ Maar het is of de woorden tegen de gewelven van een lege kerk weerkaatsen. Ik kan er niks mee. De herinnering aan al die lange uren in kerkbanken gesleten, eind jaren vijftig, begin jaren zestig, zitten me dwars. Ze overstemmen de betekenis die Van Uden aan zijn gedichten tracht te geven.
Maar heb ik de gedichten wel een eerlijke kans gegeven, vraag ik me af. Daarom besluit met de bundel te doen wat Franciscus van Assisi en bijvoorbeeld ook poppenspeler Jozef van den Berg, voor hij vrouw en vier kinderen verliet, deden met de bijbel. Ik sla Rob van Udens Ongelooflijk op een willekeurige plek open en probeer daar de frase te lezen die mij aan zal spreken. Vier keer zegt het me niets wat ik tegenkom, maar de vijfde keer is het raak. In een gedicht naar aanleiding van Psalm 78 lees ik de regels:
Maar als het brood van de engelen
Uit de hemel neerdaalt
Zullen mijn handen
Het dan oprapen?
Dat zal het zijn. Dat doe ik niet. Hoewel? Stukjes hoop en liefde vis ik eruit. Maar geloof, wat moet ik met geloof? Dat is me te abstract. Daar heb ik geen talent voor. Daar kan van Uden niks aan doen. Hopelijk vinden andere zoekenden in dit ondermaanse er wel aansluiting bij.
Filosoof tussen de dak- en thuislozen
Van de theologie naar de filosofie, het lijkt geen grote stap maar is een wezenlijke. We gaan naar Arnoud Kremers (1957) die ik ooit leerde kennen toen hij in Den Bosch een Daklozenfestival georganiseerd had en ik dat mocht presenteren. Ik herinner mij wijlen Armand, uiteraard, en een Amsterdams Daklozenkoor dat prachtig zong en daarna backstage alle drank uit de koelkast roofde. Na een aanvankelijk mislukt middelbare-school-avontuur, slaagde Kremers er toch in om filosofie te kunnen studeren en hij rondde die studie naar ik meen cum laude af, om vervolgens terug te keren uit hoger sferen en met zijn voeten in de modder tussen de dak- en thuislozen te gaan staan. Zo iemand zou nog meer geëngageerde gedichten moeten kunnen schrijven dan Rob van Uden en soms doet hij dat ook, maar net als in Ongelooflijk vind ik in de bundel Ergens ooit van Kremers ook regels waar ik niet veel mee kan, die vaag voor me blijven of me tegenstaan door inbreuk op het ritme of omdat ze onnodig rijmen.
Maar gelukkig zijn er zeker zoveel prachtige regels, regels die ertoe doen, omdat ze het doen en laten van de mens raak tekenen en wegen, de vergankelijkheid in beeld brengen of een cynische verbazing uitspreken over het menselijk getob. Het is soms wat triest, maar dat is de wereld ook, maar humor behoedt Kremers voor zwartgalligheid. Gaandeweg begon ik steeds meer van Ergens ooit te genieten. Daarbij was het mooi om te constateren dat de poëzie van Kremers sinds zijn debuutbundel in 2011, Soms als tijden wat blijven, aan zeggingskracht heeft gewonnen.
Beide bundels, die van Van Uden en die van Kremers, doen moeite om nieuwe tijden te vangen in vrij traditionele dichtkunst. Op zoek naar antwoorden vinden ze vooral vragen. ‘Honderdvijftig keer twijfels’, dicht Van Uden in zijn honderdvijftigste psalmengedicht. En is het antwoord op Kremers’ titel Ergens ooit de regels:
‘Niemand, nooit, nergens
zal ergens ooit iemand blijven.’
En dat in een gedicht dat begint met ‘In den beginne was er niet niets’. Vragen die vragen om nog eens te lezen en te herlezen.
‘Ergens ooit, verzamelde gedichten vanaf 2011’, door Arnoud Kremers, te koop bij Boekhandel Heinen in ’s-Hertogenbosch voor € 20,00, of te bestellen voor € 25,00 inclusief verzendkosten via: united.istmist.publishers@gmail.com.
‘Ongelooflijk, Voor ongelovigen, twijfelaars en zelfs voor gelovigen’, is uitgegeven door Uitgeverij Van Kemenade en kost € 12,50. Te bestellen via de boekhandel of via heinvank@dds.nl, verzendkosten € 4,25.
Beeld voorpagina: Koor van de Dom van Aken – Das Glashaus von Aachen – met ‘Marianum’ van Jan van Steffeswert (1524) en glas-in-lood ramen van Anton Wendling (1950). Foto > Hans Lodewijkx
Lees meer poëzie van Arnoud Kremers op Brabant Cultureel
Lees meer columns van JACE op Brabant Cultureel
© Brabant Cultureel 2024
Misschien een leuk weetje ter aanvulling. Er bestaat wel een Psalm 151, maar die komt niet voor in onze huidige Westerse bijbelcanon. Wel in de Oosters-orthodoxe. Die nr 151 heeft overigens ook oude papieren want hij komt al voor in de Septuagint (Griekse vertaling van de Hebreeuwse Joodse ‘bijbel’) van voor Christus. Een Hebreeuwse versie is ook gevonden in de Dode Zeerollen vorige eeuw.