Dagboek van Jan de Quay is nu deels toegankelijk: ‘Weg met de oude kliek’

Prof. Jan de Quay was een machtig katholiek politicus. Hij was o.a. Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant en vijf jaar minister-president. Historici zijn razend benieuwd naar zijn dagboeken. Publicist Ton de Jong, die meermaals over De Quay schreef, beschouwt de onlangs vrijgegeven dagboeken uit september 1944 – mei 1945. De latere dagboeken blijven vooralsnog achter slot en grendel.

door Ton de Jong

Hoe kun je vernieuwen en behouden? Hoe kun je God en Kerk onvoorwaardelijk dienen en toch vechten voor ontzuiling? Vragen die Jan de Quay moest beantwoorden in een onwaarschijnlijk moeilijke tijd. Na vijfenzeventig jaar neemt hij ons mee in die worsteling door postuum inzage te geven in zijn dagboeken die bewaard worden in het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) in ’s-Hertogenbosch. De twee eerste delen, die gaan tot mei 1945, zijn nu door zijn nazaten openbaar gemaakt. De andere zevenentwintig dikke schriften die De Quay in zijn priegelig handschrift vol schreef, volgen waarschijnlijk later.

Maar niets is zeker als het gaat om de openbaarheid van het indrukwekkende archief van De Quay dat hij midden jaren zeventig deponeerde bij het Provinciaal Rijksarchief, voorganger van het BHIC. De dagboeken en andere archiefstukken bevatten explosief materiaal. Een stagiaire lekte in 1983 onthullende stukken over de Nederlandse Unie naar Vrij Nederland dat gretig publiceerde. Het archief zat op slot maar de sleutel werd na die publicatie nog eens extra omgedraaid.

Officiële opening van De Quayweg te Venhorst op 19 juli 1956 door Jan de Quay, Commissaris der Koningin in Noord-Brabant. De Quay wordt vergezeld door S.J. Ottow, burgemeester van Boekel. Foto > BHIC, beeldcollectie Jan Waarma

Ongeremd

Niettemin bleek in 2004 tot mijn verrassing dat het archief toch openbaar was geworden. Ik haastte mij naar het BHIC en vloog in twee dagen tijd door 10.713 pagina’s dagboek . Er volgden spraakmakende artikelen in Brabants Dagblad over de koninklijke familie (met name over prins Bernhard) waarmee De Quay veertig jaar lang een innige relatie heeft gehad. Hij was er kind aan huis, wist alles en schreef daarover ongeremd in zijn dagboeken die hij begon op 8 september 1944 en afsloot in 1984, een jaar voor zijn overlijden. De geschrokken familie beval het archief weer hermetisch af te sluiten voor het publiek. Nu tot 2053. Dat kan omdat het een particulier archief is.

Jan de Quay en Maria de Quay-van der Lande met hun kinderen. Bovenste rij, v.l.n.r.: Ruud, Mibeth, vader Jan, Lidwien. Tweede rij, v.l.n.r.: Cas, Jan, moeder Maria, Hanna en Rutger. Foto > BHIC

Diezelfde nazaten hebben nu, vijftien jaar later, alsnog een deel van de dagboeken vrijgegeven. Terecht, want nagenoeg alle oorlogsarchieven zijn inmiddels openbaar en De Quay heeft niets te verbergen. Het BHIC heeft de publicatie prima begeleid, want zonder historische toelichting is het moeilijk verteerbare kost. Het zijn losse flarden in telegramstijl, van verzuchtingen tot – vaak keiharde – meningen. Werk, geloof en familie lopen in de dagboeken door elkaar.

In de dagboeken is De Quay afwisselend onzeker, bedroefd, vrolijk en woedend. Maar hij was ook regentesk en ijdel.

De Quay heeft psychologie gestudeerd en dat is in de dagboeken te merken. Hij kijkt als psycholoog naar zichzelf en ontleedt de karakters van anderen. Je wordt meteen gegrepen door de afwisselend onzekere, bedroefde, tobbende, vrolijke en woedende De Quay. Dat is een valkuil, want de sympathie voor die oprechtheid kan de ogen doen sluiten voor het dagelijks functioneren van de regenteske en ijdele De Quay, voor hoe hij met mensen omging. Het kost nogal wat studie om dat allemaal te duiden. Provinciaal historicus Jan van Oudheusden (Waalwijk 1949) heeft die klus op de van hem bekende wijze uitstekend geklaard. Hij geeft op de site van het BHIC een uitgebreide duiding. Je hoeft het dagboek er niet naast te leggen, want het staat er gedigitaliseerd meteen bij.

Twee pagina’s uit zijn dagboek. Foto > BHIC. Klik op de afbeelding voor betere leesbaarheid.

Diensten

In het dagboek is de turbulente periode van september 1944 tot mei 1945 op de voet te volgen. De Quay beschrijft om te beginnen Operatie Market Garden en andere oorlogshandelingen. Hij biedt na de bevrijding van Oost-Brabant onmiddellijk zijn diensten aan bij de geallieerden, het Militair Gezag en (vertegenwoordigers van) de regering.

Vrijdag 8 september [1944]

Wanneer ik een dagboek begin, dan is zulks, omdat ik wellicht een drukke en moeilijke tijd van de wederopbouw van ons land ga meemaken. Het is waarschijnlijk, dat ik gezien de voorgeschiedenis (vooral in de Nederl. Unie) een plaats zal moeten innemen in het openbare leven. – Dan kan het nuttig en noodig zijn van alles aanteekening te maken.

Vanaf dat moment zijn er twee lijnen. De Quay zet zich vanuit zijn woonplaats Beers vol energie in om het bevrijde Zuiden weer zo goed mogelijk te laten functioneren, onder meer als voorzitter van het College van Algemene Commissarissen voor Landbouw, Nijverheid en Handel dat in bevrijd gebied de lamgelegde bedrijvigheid weer op gang moet zien te brengen. Daarnaast werpt hij zich samen met een groepje maatschappelijk betrokken personen op als vernieuwer. Zij willen afrekenen met de hardnekkige verdeling van de samenleving in levensbeschouwelijke zuilen. En ook met de tegenstelling tussen christelijke en wereldse politieke partijen. Een Volksbeweging moet het antwoord worden.

Jan de Quay in 1945 als minister van Oorlog. Foto > Nationaal Archief

‘Weg met de oude kliek’, schrijft hij in zijn dagboek. De Quay loopt op eieren. Want hoe kijkt het nog niet bevrijde Noorden aan tegen dit initiatief? Daar hebben zij voorlopig wel wat anders aan het hoofd en een katholiek initiatief is daar bij voorbaat verdacht. Maar wanneer De Quay en de zijnen zouden wachten tot na de totale bevrijding dreigt het herstel van de vooroorlogse situatie. Wat uiteindelijk ook grotendeels gebeurde.

Gedreven

De Quay wil geen ruzie in de katholieke gemeenschap, vooral niet met de bisschop. Idealen en plichtsbesef vechten om voorrang. Jan van Oudheusden duidt : ‘Daarmee biedt het dagboek een bijzonder inzicht in een tijd die inmiddels al twee, drie generaties achter ons ligt. Een tijd waarin mensen zich, gedreven door idealen, van harte inzetten voor een betere samenleving. Maar ook een tijd waarin religieuze bewogenheid en kerkelijke betrokkenheid nog een wezenlijke betekenis hadden, als basis en richtsnoer voor een persoonlijk leven, maar niet minder ook voor iemands publieke functioneren.’

Laten we het dagboek er maar eens bijpakken.

Zondag 29 oktober [1944]

Toen ik na de vroegmis wat te schrijven zat kwamen Maan Sassen en Toon Wijffels binnen. Zeer verheugd hen te zien, vooral mijn goede vriend Maan. We hebben veel besproken. Ik hoorde van hem het volgende: zijn bezoeken bij den Aartsbisschop evenzoo die van Tellegen, wijzen uit dat het Episcopaat aanvaardt, dat een R.K. Staatspartij niet noodzakelijk is en dat het Episc. dit gezien vroegere verklaringen, na den oorlog zal moeten verklaren gezien de gewijzigde omstandigheden. Ik krijg den indruk dat de Aartsbisschop deze breede nieuwe opzet, die van wijde visie getuigt, liever ziet, dan het oude gedoe. Het is een heele groote winst. – In de bissch. Commissie wint, dank zij de leiding van Mgr. Hendrix het nieuwe standpunt, dat los wil van isolement. = (Romme blijft de slimmeling die aan alle kanten de deuren open houdt. Ik denk, dat hij verkouden wordt van de tocht). –

Het BHIC heeft bij de onderstreepte namen voorzien van hyperlinkjes naar een korte beschrijving van de persoon. Die service scheelt een hoop zoekwerk. We lezen hier hoe een paar dagen na de bevrijding van Tilburg en Den Bosch De Quay intensief bezig is met het naoorlogse Nederland. Dag in, dag uit rapporteert hij over de beren die op zijn weg verschijnen en over de langzame vorderingen. Een paar maanden na de bevrijding heeft hij zijn netwerk op een ongelooflijke manier uitgebreid, en dat met beperkte communicatiemiddelen.

Minister

Hij is nauwelijks thuis geweest, ook later niet. Dat begon later, toen hij oud was, steeds meer te knellen. Hij vond dat hij tekort geschoten was in de opvoeding van zijn kinderen. De Quay wordt vertrouweling van koningin Wilhelmina en roert zich steeds nadrukkelijker op het landelijke politieke toneel dat zich dan voornamelijk in Londen afspeelt. Op de achtergrond was hij betrokken bij de vorming van het derde kabinet Gerbrandy. In april 1945 werd hij daarin minister van Oorlog, tot 23 juni van dat jaar.

Maandag 21 mei [1945]

’s Morgens naar de Koningin. Zij sprak over eenige zaken van Departement. Helemaal niet over politiek. Er stormt nu veel tégen mij. Omdat ik Katholiek ben? Word ik in Christus vervolgd. – Dan zou het me een vreugde zijn. – Prinses sprak me over Roode Kruis. – Toen naar ’t Loo alwaar met Einthoven lang gesprek met den Prins. Vooral over zijn aftreden als B.N.S. (over eenige maanden). En over contra spionage. – Bij Prins gelogeerd.

De Quay is geschokt als hij hoort dat Prins Bernhard in Londen vreemdging

Drie dagen later eindigt het tweede deel van zijn dagboek. De Quay steunde de koninklijke familie onvoorwaardelijk, want hij besefte dat land en volk in de lastige periode na de oorlog iets nodig hadden om zich aan vast te klampen. God voor het geloof, de koninklijke familie voor het vaderland. Een paar weken na de bevrijding van het zuiden kreeg De Quay schokkende informatie over de levenswandel van de prins die in Londen opzichtig vreemdging. ‘Je land mag je niet verraden, je vrouw klaarblijkelijk wel. Wie zal hem eens de les leren.’ Toen na een periode van grote zorgen het koninklijk paar in 1949 een geslaagd bezoek bracht aan Brabant, schreef – zo tekende ik in 2004 op – De Quay dan ook: ‘Zo is het goed, zo hoort het te zijn’.

Over Jan de Quay
Jan Eduard de Quay is geboren in ’s-Hertogenbosch op 26 augustus 1901 en overleden in Beers op 4 juli 1985. Vanaf 1933 was hij hoogleraar psychologie in Tilburg en tegelijk de eerste directeur van het Economisch Technologisch Instituut Noord-Brabant (ETIN). In 1940 was hij medeoprichter van de Nederlandse Unie die wilde samenwerken met de Duitse bezetters onder handhaving van Nederlandse opvattingen en tradities. Na de bevrijding contactpersoon tussen het bevrijde zuiden en de koningin in Londen en de minister van Oorlog. Als commissaris van de Koningin in Noord-Brabant (1946-1959) leidde hij de industrialisatie van de provincie en zorgde hij voor de oprichting van veel nu nog bestaande culturele en maatschappelijke organisaties.
Hij droeg tijdens zijn premierschap (hij bleek een goed teamleider) tussen 1959 en 1964 na veel vijven en zessen Nieuw-Guinea over aan Indonesië. Jan de Quay was onder meer commissaris bij KLM, De Gruijter, Akzo, VNU, DAF en De Nederlandsche Bank. Zie vooral het lezenswaardige ‘Jan de Quay (1901 – 1985) Een biografie’ van historicus Cees Meijer uit 2014 en ‘Het geweten der natie’ uit 1994 van Henk Termeer, over de voormalige illegaliteit in het bevrijde Zuiden.

Naar de dagboeken >

© Brabant Cultureel 2020

Reacties (1)

  1. Hans Pollemans schreef:

    Mijn vader, Piet Pollemans, zat in de KVP-kring Zeeuws-Vlaanderen in de 60er jaren en beijverde zich enorm voor de KVP. Ik herinner me nog het lied ‘Lijmen Jan’tijdens een kabinetsformatie (?). Tijdens de oorlog had hij de pech als 18-jarige, woonachtig op Goeree-Overflakkee dat hij nog nooit verlaten had, als dwangarbeider naar Duitsland gestuurd te worden, waar hij in een kamp met Russische krijgsgevangen raakte. Doodziek, net voor de bevrijding door de Amerikanen, kreeg hij een briefje van een kamparts, dat hij ‘geopereerd’ moest worden aan zijn blindedarm. Nog altijd in ons bezit. Hij was zeer katholiek.
    Dat bleef hij tot in de 60er jaren toen hij op de radio (VPRO) De Quai in een uitzending van tijdens de oorlog hoorde zeggen dat werken in Duitsland ‘een vaderlandse plicht’ was. Hij was er ondersteboven van en weken lang niet goed, en vond hem een ‘schoft’. Heel zijn leven had hij last van nachtmerries. We hoefden ineens niet meer naar het lof of de vespers en liet ons vrij of we nog naar de mis gingen op zondag. Voor het eten bidden, verviel.
    Jaren later was hij de VPRO nog dankbaar dat die zijn ogen voor deze dubieuze hypocriet opende. Zijn boek over de mensonterend toestanden in dat kamp werd in het Duits vertaald. Hij mocht daar op enkele Duitse middelbare scholen over spreken. Zijn ‘finest hour’.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *