Dichter Tomás De Faoite brengt met Winterwende licht in de Ierse duisternis

Tomás De Faoite woont al jaren in Breda, maar hij is een blijft een Ier, een Ierse dichter. Hij dicht in het Engels en de herinneringen aan het land van zijn jeugd nemen een centrale plaats in zijn werk in. ‘Winter Solstice’ is de titel van een nieuwe bundel vol associaties.

door Lauran Toorians

Ieren zijn al eeuwenlang een belangrijk exportproduct van Ierland. Missionarissen, huursoldaten, edellieden, boeren, dienstmeisjes, politieagenten, bouwvakkers, muzikanten, horecapersoneel en ook dichters en schrijvers zochten hun heil elders. En dat terwijl de geschiedenis van het groene eiland bol staat van de invasies, van mythische wezens in de prehistorie tot een massa Polen gedurende de economische bloeiperiode van de ‘Celtic Tiger’.

Dowth

Dat er in Breda een Ierse dichter woont, is dan ook niet echt vreemd. Je komt ze immers overal tegen, die Ieren, en het dichterschap is in Ierland een serieus beroep. Tomás De Faoite werd in 1956 geboren in Dowth, ten noorden van Dublin. Dowth ligt aan de rivier de Boyne en is niet meer dan een buurtschap dat wordt gedomineerd door een enorme grafheuvel van zo’n vijfduizend jaar oud. Sterker nog, in de omgeving ligt een hele groep van dergelijke prehistorische monumenten, vergelijkbaar met – en een stukje ouder dan – de piramides op het plateau van Gizeh aan de Nijl. In die grafheuvels, opgebouwd uit keien, bevinden zich kamers die door lange tunnels worden bereikt. De zuidelijke kamer in Dowth wordt in de wintermaanden aangelicht door de ondergaande zon. Tijdens de winterzonnewende (midwinter) schijnt de zon helemaal tot achterin de kamer waar dan in de stenen wanden gekapte versieringen worden aangelicht. Een tweede grote grafheuvel in de buurt, Newgrange, kent een vergelijkbaar effect tijdens de midwinter zonsopkomst.

De vallei van de Boyne ter hoogte van Dowth. Foto > Lauran Toorians

Het hele gebied langs de Boyne met deze indrukwekkende monumenten druipt van de verhalen, van mythische helden, middeleeuwse koningen tot onze stadhouder Willem III die in 1690 in de Slag aan de Boyne de Engelse (en katholieke) koning James II versloeg en zelf koning van Engeland, Schotland en Ierland werd. En daarmee aan de wieg stond van de Oranjemarsen in Noord-Ierland. Opgroeien in een dergelijke omgeving waarin elke steen en elke bocht in de rivier een verhaal heeft, moet wel zijn weerslag hebben. En dat is ook zo, want herinneringen aan het Ierland van zijn jeugd, aan de omgeving waarin hij opgroeide en aan zijn ouders keren steeds terug in de poëzie van De Faoite. Een achternaam, overigens die al even Iers is als zijn werk. Faoite klinkt ongeveer als ‘fietje’, met een lang aangehouden ie (zoals in ‘bier’). Het is de Ierse spelling van het Engelse ‘white’, maar dan met een oude, middeleeuwse uitspraak. Het tussenvoegsel ‘de’ herinnert aan de Anglo-Normandische invallers die in de twaalfde en dertiende eeuw in delen van Ierland de macht overnamen. Die Anglo-Normandiërs assimileerden tot Anglo-Ieren die vaak nog Ierser waren dan de Ieren zelf. Enkele van hen schreven prachtige Ierse poëzie. Misschien wil hij er niet aan worden herinnerd, maar De Faoite werd geboren en groeide op als Thomas P. White en publiceerde in de jaren 1980 ook poëzie onder die naam. Ook hij werd Ierser in de loop van de tijd.

De rivier de Boyne bij Trim, County Meath (Ierland). Foto > Lauran Toorians

Net als veel van zijn leeftijdgenoten trok Tomás De Faoite al vroeg de wijde wereld in. Want hij kwam dan misschien wel uit een warm nest, maar de jaren van zijn jeugd waren in Ierland ook bedompt, armoedig en getekend door ‘the Troubles’ die ook de Republiek hard raakten. Elders lonkten de’ sixties’, vrijheid. De reis van De Faoite eindigde in Breda waar hij nu al geruime tijd woont. Dichten doet hij nog steeds in het Engels en hij publiceert zowel in Ierland en de Verenigde Staten als in Nederland (eerder ook in Brabant Literair). Zijn eerste bundel, Dust, verscheen in 1998 bij Reinhart Editions in Oss, de tweede, Green Father, in 2006 bij Uitgeverij WEL in Bergen op Zoom en nu Winter Solstice bij Van Kemenade in Breda. De bundels zijn tweetalig met steeds Nederlandse vertalingen door Robert Vacher.

Nuances

De gedichten in Winter Solstice zijn zonder uitzondering erg Iers en hoewel de vertaling door Vacher over het algemeen goed zijn en mooie vondsten bevatten, missen die soms ook nuances waardoor hier daar de harde randjes verdwijnen. Los daarvan zal de Nederlandse lezer regelmatig elementen missen doordat verwijzingen of terloops genoemde zaken hier onvoldoende bekend zijn. Een zelfs voor wie Bobby Sands meer is dan een naam (of wie de film Hunger (2008) van regisseur Steve McQueen zag) blijft moeilijk na te voelen hoe diep ‘the Troubles’ ook in de Republiek ingrepen en hoe heel Ierland op de rand van een burgeroorlog balanceerde.

Veel jongeren gingen hiervoor op de vlucht en ook in dat opzicht lijkt deze bundel sterk autobiografisch:

De jongeren deden hun plicht,
deden wat van hen verwacht werd.
Je hebt hier niks te zoeken. Wegwezen.
Een nautische holocaust van volle schepen,
overvolle dekken, weinig of geen handen die
wuiven vanaf oever of schip.
De donkere jaren zeventig. De nog donkerder tachtig.
Sluitende fabrieken, uitblijvende investeringen,

plichtsverzuim van de overheid
van dat moment of een subversief plan
om zich te ontdoen van de slimste, de energiekste,
de potentiële revolutionair. Zinloos
om je vuist te ballen in Cricklewood,
A Nation Once Again te zingen in het buitenland.
Nog altijd graaiende vingers in de geldla,
de doffe stilte bij alweer een begrafenis.

De eerste strofe gaat expliciet over de jaren zeventig, maar verwijst natuurlijk volop naar de massale emigratie als gevolg van de Grote Hongersnood van 1845-1849 waarbij door sterfte en emigratie de bevolking van Ierland abrupt afnam met bijna vijfentwintig procent. In de tweede strofe moeten we weten dat Cricklewood een sterk Ierse buitenwijk van Londen was en dat A Nation Once Again – door menige folkgroep beroemd gemaakt – dateert uit de tijd van die hongersnood en het summum van Iers nationaal sentiment uitdrukt: ’(…) And then I prayed I yet might see / Our fetters rent in twain, / And Ireland, long a province, be / A Nation once again!’ In het buitenland een leuke meezinger, in Ierland (of onder Ieren) letterlijk een strijdlied.

Indringend

Veel meer voetnoten verlangt de cyclus ‘Flessenscheepje’ waarin De Faoite terugblikt op zijn jeugd (‘Opgroeien in een kleine oorlog…’). Ook zonder die noten is dit goede poëzie, maar met uitleg geeft het een indringende blik in een wereld die voor ons zowel dichtbij als volkomen vreemd is. Een misser is dat Vacher in het tweede gedicht van deze cyclus het woord ‘knee-cappers’ liet verdwijnen onder een behoorlijk nietszeggend ‘strijders’. Kneecapping – er lijkt geen Nederlands woord voor te bestaan – was een vaak gebruikte methode waarmee de IRA (vermeende) verraders bestrafte: een schot in de knieën of in de knieholte waarna het slachtoffer niet meer kan lopen. Om het cynisme in de dichtregel (en in de werkelijkheid) recht te doen, had de vertaling mijns inziens beter kunnen luiden: ‘Knee-cappers die iedere zondag knielen voor het altaar.’

Dat de rol van de kerk in de recente Ierse geschiedenis geen fraaie is, zal inmiddels iedereen duidelijk zijn. De Faoite herinnert zich zijn ouders als mensen die vaak op de knieën moesten, vernederd en klein gehouden. En die situatie veranderde niet voor de Ieren die overstaken naar Engeland, want ook daar trof hen discriminatie en uitbuiting. Christy Moore zong het treffend in zijn lied Don’t forget your shovel: ‘Yeah we want to go to heaven but we’re always diggin’ holes.’

De bundel eindigt met het afscheid van een overleden vader. Maar de herinnering blijft, en misschien wel meer. Ik hoorde een Ier ooit zeggen over de gestorven bewoners van een verlaten eiland: ‘Misschien zijn ze er nog wel, maar zien wij ze niet.’ De bundel opent met de cyclus die ook het geheel zijn titel geeff, ‘Winter Solstice’, waarin de dichter terugkeert naar het winterse Dowth van zijn jeugd, waarin de zon diep in de grafheuvel schijnt en er met Kerstmis gans op tafel komt. Dit is een mooie bundel die hopelijk ook in Ierland zijn weg vindt naar poëzieliefhebbers.

Op de cover van de bundel een schilderij door Richard Moore van Millmount Fort aan de oever van de Boyne in Drogheda.

Tomás De Faoite, Winter Solstice / Winterwende. Vertaling Robert Vacher. Breda: Uitgeverij Van Kemenade 2019, 77 pp., ISBN 978-90-71376-71-9, pb., € 15,00.

Boven dit artikel: Tomás De Faoite, foto > Anthony Murphy

www.uitgeverijvankemenade.nl

Een kijkje op en in de grafheuvel van Dowth:
www.youtube.com

© Brabant Cultureel 2019

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *