Trappisten en hun voorgangers fraai beschreven in zeer leesbaar boek

Dat kloosters een belangrijke rol speelden in de middeleeuwse samenleving en daarna, mag bekend zijn. In Noord-Brabant denken we dan al snel aan de norbertijnen met abdijen in Averbode, Tongerlo, Postel en Berne, maar ook andere kloosterorden speelden een rol. Met name in West-Brabant drukten de cisterciënzers hun stempel op het landschap.

door Lauran Toorians

Trappisten kennen we allemaal. Door broeders gebrouwen en op fles gegist, bruin of blond en dubbel of triple. Dat die brouwende broeders ook trappist heten, weten we ook nog wel, want dat maakt de reclame voor deze speciaalbieren overduidelijk. Maar verder weten we van die abdijbewoners weinig. Dat is niet verwonderlijk, want de trappisten leiden per definitie een teruggetrokken leven achter kloostermuren die hen afscheiden van de wereld. Daarbij denken we dan al snel aan wereldvreemde mensen die zijn losgezongen van de moderne wereld.

Abt Bernardus Peeters van de Abdij Onze Lieve Vrouw van Koningshoeven, tussen Tilburg en Moergestel, maakt met enige regelmaat mee dat een leerkracht opbelt met de mededeling dat zijn of haar klas een project doet over de middeleeuwen en graag eens in de abdij komt rondkijken. Dat kan niet. De abdij heeft een bezoekerscentrum waarin bijna alles om bier draait en verder dan dat komt een bezoeker de abdij niet binnen, behalve dan als gast in het gastenverblijf. Het woord ‘klooster’ komt van Latijn ‘claustrum’ en dat betekent ‘gesloten’.

De koorbanken van de Sint-Bernardsabij, tussen 1690 en 1699 vervaardigd door Artus Quellinus, Lodewijk Willemsen en Hendrik Frans Verbruggen. Na de opheffing van de abdij kwamen deze banken via Oud Gastel terecht in de kerk van Wouw. Daar gingen zij in 1944 door brand verloren. 31 van de heiligenbeelden konden worden gered. foto uit besproken boek

De koorbanken van de Sint-Bernardsabij, tussen 1690 en 1699 vervaardigd door Artus Quellinus, Lodewijk Willemsen en Hendrik Frans Verbruggen. Na de opheffing van de abdij kwamen deze banken via Oud Gastel terecht in de kerk van Wouw. Daar gingen zij in 1944 door brand verloren. 31 van de heiligenbeelden konden worden gered. foto uit besproken boek

Behoorlijk modern
Maar een klassikaal bezoek zou ook geen zin hebben, want de middeleeuwen zijn achter de kloostermuren al erg lang voorbij. En bovendien ontstond de trappistenorde in zijn huidige vorm ‘pas’ in 1892 en is zij dus behoorlijk modern. De abt van Koningshoeven twittert, heeft een weblog en stemde recent in met de uitgave van een heuse glossy over de abdij. De veelzeggende titel is Stilleven. Trappisten – en dit geldt ook voor andere kloosterlingen – zijn gewoon van deze tijd. Het teruggetrokken bestaan dat zij leiden, is een bewuste keuze met een helder doel.

Over dat doel, nader tot god komen, kun je verschillend denken, maar dat doet aan de integriteit van de kloosterling niet af. Natuurlijk zijn er rotte appels – we kennen allemaal de misstanden in de kerk – maar er zijn ook journalisten die leugens opschrijven en daarmee gooien we niet de hele beroepsgroep bij het oud vuil. Gelovigheid lijkt mij ook geen criterium om de kloosterling al dan niet serieus te nemen. Ik voel mij pacifist en was dienstweigeraar, maar heb diep respect voor Nederlandse commando’s die in Afghanistan of elders hun leven in de waagschaal stellen, zoals ik dat ook heb voor brandweerlieden en wegwerkers. Op vergelijkbare wijze heb ik respect voor wie zijn leven in dienst stelt van god en daardoor ook van de mensheid. En bovendien – niet onbelangrijk – we leven in een wereld waarin velen op zoek zijn naar zingeving. In die zoektocht spelen ook kloosters en kloosterlingen een belangrijke rol, al is het maar als ijkpunten van een eeuwenlange traditie op dit terrein.

Er is dus reden om nieuwsgierig te zijn naar de naamgevers van de trappist die we bij voorkeur nuttigen uit een glas op een hoge voet. Wie zijn die mensen, wat beweegt hen, waar komt die traditie vandaan? Behalve de vlot toegankelijke glossy van Koningshoeven verscheen er recent ook een boek dat daarbij kan helpen: Schiere monniken en grijze vrouwen. Cisterciënzers in Nederland 1175-1797. Een overzicht. Het is een historisch overzicht en biedt daarmee niet meteen antwoord op vragen naar de spiritualiteit van de moderne kloosterling. Die is misschien ook beter te ervaren door een serieus bezoek aan een gastenverblijf. Het boek gaat over de geschiedenis van de cisterciënzers in Nederland, waarbij Nederland dan weer ruim is opgevat.

Benedictijnen
Cisterciënzers? Ja, trappisten zijn cisterciënzers, en cisterciënzers zijn benedictijnen. Niets blijkt eenvoudig in het kloosterwezen, ook in dat opzicht is het net als de rest van de wereld. Er blijken zelfs verschillende ‘soorten’ trappisten te bestaan, met ieder hun eigen wijze van trappist-zijn. Het christelijke kloosterwezen begon al in de eerste eeuwen in Syrië en Egypte. Mensen besloten zich individueel of in kleine groepen uit de wereld terug te trekken en hun leven aan god te wijden. Dat vroeg al snel om regulering om uitwassen te voorkomen en omdat samenleven nu eenmaal afspraken vereist. Veel van die regels waren erg streng en in de zesde eeuw stelde Benedictus van Nursia een regel op, die oog had voor de menselijke zwakheden. Die regel van Benedictus was in eerste instantie bedoeld als een opstap naar een ascetischer leven, maar bleek in de praktijk juist een uitstekende handleiding om een kloostergemeenschap gaande te houden. Steeds meer gemeenschappen gingen deze regel volgen en begin negende eeuw werden alle Europese kloosters onder de regel van Benedictus gebracht.

Trappistinnen van de abdij Koningsoord in hun oude klooster in Berkel-Enschot. foto uit besproken boek

Trappistinnen van de abdij Koningsoord in hun oude klooster in Berkel-Enschot. foto uit besproken boek

Dat ging een tijd goed, maar monniken zijn ook mensen en langzaamaan verwaterde de boel en werd het kloosterleven een luxebestaan waarin weliswaar nog volop werd gebeden, maar van werken geen sprake meer was. Dat leidde tot verzet en tot groepen die zich afsplitsten in pogingen terug te keren naar het oorspronkelijke, vroegchristelijke ideaal en de geest van Benedictus. Ook ‘back to basics’ is van alle tijden. Zo ontstond in 1098 een nieuw, sober klooster in Cîteaux in Bourgondië dat zijn naam gaf aan een nieuwe kloosterorde. Cistercium is de Latijnse naam van Cîteaux en vandaar de naam Cisterciënzers. In 1113 trad Bernardus van Clairveaux hier in. Al twee jaar later stichtte hij zelf een klooster in dezelfde geest in Clairvaux en vanaf dit moment steeg de ster van de cisterciënzers in korte tijd tot grote hoogte. Bernardus kan met recht een ‘hardliner’ worden genoemd. Hij preekte soberheid en het persoonlijk gebed – met Maria als middelares – maar was ook een fel verdediger van de kruistochten en bestrijder van alles wat hij als ketters beschouwde.

De eerste cisterciënzers die naar Nederland kwamen, vestigden zich in het noorden, in Friesland en Groningen. Klaarkamp, gesticht in 1165, was hier het eerste klooster. De cisterciënzers hielden zich hier, net als elders vaak het geval was, bezig met het inpolderen en ontginnen en dus met landbouw en veeteelt. Van het klooster bij Rinsumageest (bij Dokkum) rest niets, want de reformatie deed vrijwel overal in Nederland de cisterciënzers de das om. Het eiland Schiermonnikoog dat lang bezit was van het klooster Klaarkamp, dankt er zijn naam aan. ‘Schier’ is een oud woord voor grijs en de monniken droegen grijze kleding (en ‘oog’ is een oud woord voor eiland).

Noord-Brabant
In Noord-Brabant droegen de cisterciënzers van de abdij Sint-Bernards bij Antwerpen een flinke steen bij aan de ontginning en inrichting van het westen van de provincie. Hier, ten westen en noordwesten van Breda tot aan de Brabantse Wal, bevond zich in de middeleeuwen een uitgestrekt veenlandschap dat mede door de monniken van Sint-Bernards werd ontgonnen. De abdij was gesticht in 1246 en verwierf al in 1271 een stuk grond bij Dinteloord. In 1282 volgde als veel grotere aankoop De Hoeven waarin later de plaatsen Hoeven en Oudenbosch ontstonden. Niet veel later volgden (Oud) Gastel en Wouw. In deze vier plaatsen benoemde de abdij de parochiepastoors. Dit ging door tot aan de opheffing van de abdij door de Fransen in 1795. En doordat het seminarie op het cisterciënzerbezit Bovendonk kon worden voortgezet, bleef de band tussen de cisterciënzers van Sint-Bernards en West-Brabant ook daarna nog overeind. Een aantal heiligenbeelden uit de oude abdij aan de Schelde bleef bewaard in de kerk van Wouw en ook de kerktoren van Oud Gastel dateert nog uit de vijftiende eeuw, maar het is toch vooral het landschap zelf dat nog aan dit monnikenwerk herinnert.

Vergelijkbaar, maar veel kleinschaliger, is Giersbergen in de Loonse en Drunense Duinen. Dat ontstond als een uithof van het vrouwenklooster Ter Kameren bij Brussel. Hier bleef de landschappelijke setting veel beter bewaard, al is er wat fantasie voor nodig om in het omringende stuifzand een eikenbos te zien waar varkens werden gehoed. Het gebied was ooit een stuk natter dan nu.

In 1354 werd in Heusden een poging gedaan een cisterciënzer vrouwenklooster te stichten, maar dat werd geen succes. Een tweede poging, nu met mannen, verging het niet veel beter. De gemeenschap verhuisde vrij snel naar Elshout en moest in 1577 op de vlucht naar ’s-Hertogenbosch waar de laatste monnik van deze gemeenschap overleed in 1624. Bij Helmond – nu in Helmond-Noord – werd rond 1240 de vrouwenabdij Keizerinneplaats, beter bekend als Binderen gesticht. De stichter was niemand minder dan keizerin Maria, een dochter van hertog Hendrik I van Brabant en weduwe van de Duitse keizer Otto IV. Ook hier resteert weinig meer dan de gracht die het klooster omgaf, een replica van de toegangspoort (het origineel werd verplaatst naar Lieshout), een kapel in een veel later gebouwde schaapskooi en een mooi verhaal.

Trappisten
Terwijl hier eerst de reformatie en daarna de Franse Revolutie hun tol eisen, ontwikkelde de cisterciënzerorde zich lange tijd ongehinderd door. Dat ging gepaard met afsplitsingen en hervormingen en zo werd in 1791 de basis gelegd voor de trappisten. Dat gebeurde in Zwitserland, maar wel met monniken die afkomstig waren uit het klooster van La Trappe in Normandië. In 1794 vestigden de eerste acht trappisten zich in Westmalle, maar de hoofdmoot van de groep beleefde nog een moeizame (of heroïsche, hoe je het wilt zien) start, inclusief een voettocht naar Rusland en terug.

De kerk van Oud Gastel werd eeuwenlang bediend vanuit de Sint-Bernardsabdij. De toren dateert uit de vijftiende eeuw. foto uit besproken boek

De kerk van Oud Gastel werd eeuwenlang bediend vanuit de Sint-Bernardsabdij. De toren dateert uit de vijftiende eeuw. foto uit besproken boek

Vanuit Westmalle werd in 1838 een nieuw klooster gesticht in Meersel-Dreef. Dit verhuisde acht jaar later naar de Achelse Kluis en daarmee klopten de trappisten letterlijk aan de Nederlandse grens. Die werd overgestoken met de stichting van Koningshoeven in 1881. Van hieruit werd dan weer in 1900 een klooster gesticht bij Zundert en in 1937 kwam er de abdij Koningsoord voor trappistinnen in Berkel-Enschot. Deze gemeenschap verhuisde in 2009 naar Arnhem.

Onder druk van antiklerikale wetgeving in Frankrijk weken kort na 1900 een aantal Franse kloostergemeenschappen uit naar Noord-Brabant: cisterciënzers naar Nieuwkuijk, benedictinessen en benedictijnen naar Oosterhout en trappistinnen naar Boxtel. Deze gemeenschappen hielden geen stand, maar het is duidelijk dat de trappisten geen middeleeuwers zijn en de cisterciënzers wel eeuwenlang van invloed zijn geweest in Nederland en in Noord-Brabant.

Vlotte pen
Het boek is fraai en ter zake geïllustreerd, met een vlotte pen geschreven en laat zich niet alleen lezen als een geschiedenisboek, maar ook als een reisgids. Hoewel er veel is verdwenen, biedt het boek nog steeds bezienswaardige reisdoelen voor wie gevoelig is voor bakstenen kerken en graanschuren met het formaat van kathedralen. De auteur, Philip Holt, raakte al jong in de ban van het monnikenleven en was gedurende 27 jaar ook zelf benedictijn. Noch dat, noch het feit dat hij inmiddels 86 jaar oud is, drukken echter op zijn boek. Het is fris en in geen enkel opzicht belerend of stichtend.

Holt schreef een informatief en zeer leesbaar boek over een kloosterorde die ook in Noord-Brabant zijn sporen naliet, en nog steeds nalaat.

3Schiere-monniken-en-grijze-vrouwen2

Philip Holt, Schiere monniken en grijze vrouwen. Cistercienzers in Nederland 1175-1797. Een overzicht. Budel: Damon 2015, 352 pp., ISBN 978-94-6036-189-0, hb., € 39,90.
www.damon.nl
www.kloosterboek.nl

De glossy Stilleven kost € 14,95 en is te bestellen via de webwinkel van de abdij Koningshoeven
www.kloosterwinkelonline.nl

Voor informatie en de weblog van de abt
www.koningshoeven.nl

© Brabant Cultureel – februari 2016

Reacties (1)

  1. W.Heefer schreef:

    De beide kloosters zijn erg indrukwekkend, bij de zusters ooit een weekend geweest. Pater prior Fastraad van de Trappisten was een aardig en vooral gewoon persoon, kwam weleens bij ons thuis.
    Helaas werd hij erg ziek zijn laatste levenstijd. Het bier is nog steeds erg lekker!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *