Theo van Etten brengt de Rauwbraken terug, een verdwenen stuk van Tilburg

Na een boek over de Tilburgse baksteenindustrie schreef Theo van Etten een opmerkelijk boek over een stukje Tilburg dat bij menigeen dierbare herinneringen oproept: de Rauwbraken, een bijzonder buitengebied dat in de jaren zestig plaats moest maken voor een industrieterrein van twaalf in een dozijn.

door Joep Eijkens

Theo van Etten (1963) werd net te laat geboren om de Rauwbraken nog met eigen ogen gezien te hebben. Maar juist dat gemis dreef hem ertoe een boek te schrijven over dat merkwaardige gebied direct ten noordoosten van Tilburg. En zoals hij al schrijvend geprobeerd heeft het verdwenen gebied weer tot leven te wekken, zo neemt hij de lezer ook mee op een denkbeeldige wandeling. Een wandeling door de moerasjes en bosjes, langs de leemputten van de steenfabrieken, de weilanden en boerderijen die her en der verspreid lagen en langs de diverse cafés en koffiehuizen die de Rauwbraken ooit rijk was.

‘IJspret in 1949. Rechtsachter het watermolentje bij de leemputten van Claesen’. Foto collectie Kees Stadhouders.

Geraadpleegd
Om zijn verhaal te kunnen vertellen, heeft Van Etten diverse boeken over de Tilburgse historie geraadpleegd alsmede stukken uit het stadsarchief, oude kaarten en plattegronden en dito kranten. Maar ook heeft hij – minstens zo belangrijk – mensen gesproken die het gebied van nabij gekend hebben. Tilburgers die daar in hun jeugd dikkoppen en watersalamanders gingen vangen, die er als kind speelden bij de verlaten steenfabrieken van Stevens en Claesen, die nog gezwommen hebben in de leemkuilen of er ’s winters gingen schaatsen – en onder hen menigeen die er net zoals de schrijver zelf vlakbij gewoond heeft.

De herinneringen van deze mensen spreken natuurlijk nog meer tot de verbeelding als zij vergezeld gaan van oude foto’s of andere illustraties. Van Etten is erin geslaagd heel wat materiaal boven water te krijgen, ondermeer uit familiealbums. Neem alleen al de prachtige kleurenfoto die het omslag van het boek siert. Die moet eind jaren zestig gemaakt zijn van het allerlaatste café van de Rauwbraken, café De Kluijt. Het vervallen etablissement werd gerund door Jo en Rika Kluijtmans, broer en zus en ongetrouwd, maar was toen al gesloten.

De kleine Theo van Etten op de opgespoten zandvlakte waaronder de Rauwbraken verdween, ca. 1967. Foto collectie auteur.

Van een jaar of wat eerder, vermoedelijk 1968, dateert een mooi zwart-wit kiekje van de kleine Theo van Etten zelf, spelend in de immense zandbak die de Rauwbraken toen geworden was. Zowat het hele gebied verdween letterlijk onder een dikke laag spuitzand dat via kilometerslange buizen aangevoerd werd vanaf de Beekse Bergen. Aldus legde men de basis waarop industrieterrein Loven verrees, compleet met een nieuwe industriehaven die aansloot op het Wilhelminakanaal. Om aan te geven waar de Rauwbraken ooit lag kun je dan ook het beste dat industrieterrein op de kaart opzoeken. Dit maakt je tegelijk weer eens bewust hoezeer de toegenomen welvaart ten koste is gegaan van natuurschoon; hoe arm we zijn geworden dankzij onze consumptiemaatschappij.

Toch, helemaal uitgewist is het gebied niet. Wie het weet, kan hier en daar nog restanten aantreffen, bijvoorbeeld van de vervallen loskade aan het Wilhelminakanaal en van de steenfabriek van Stevens tot de kleine, beboste oase waar ooit café De Kluijt stond.

In de Rauwbraken, 1912. Foto Regionaal Archief Tilburg.

Nachtegalenlied
Van Etten publiceerde eerder, ook al in eigen beheer en samen met Peter van der Put, Stenen uit de Rauwbraken. Dat is een boek over de geschiedenis van de Tilburgse baksteenindustrie, toegespitst op de steenfabriek van Stevens. Nu heeft hij de Rauwbraken in zijn geheel als onderwerp genomen, nog net op tijd om ooggetuigen aan het woord te kunnen laten voordat ook die verdwenen zijn. Velen bewaren dierbare herinneringen aan het gebied, voor sommigen leeft het in de herinnering zelfs voort als een soort verloren paradijs.

Toch past enige relativering. Zo citeert Van Etten een zekere J. van de Natuur (vermoedelijk een pseudoniem) die al in 1915 schreef: ‘Maar ’t ene mooi na ’t andere verdwijnt. De Rauwbraken zijn reeds verworden tot onafzienbare akkers en weiden. Het nachtegalenlied zal mettertijd vervangen worden door een “jankend draaiorgel”.’ En journalist J. Bechtold klaagde twee jaar later over de vele bomen die gekapt werden: ‘Pas weer ’n eikenbos, rijen statige beuken langs de wegen liggen tegen de grond, hun vaak witte dood-kale armen hulpeloos ten hemel stekend, nu juist alles zo mooi groen moest zijn.’

Singlehoes van één van de hitjes van zangeres Suzie. Bron: internet.

Van Etten wijst nog op andere donkere kanten van het gebied. Zo heeft hij een stuk of tien krantenberichtjes samengevat uit de periode 1889-1916 waarin steekpartijen, verdrinkingen, jachtongevallen en een zelfmoord de revue passeren. Het uitgebreidst staat hij stil bij een ‘mishandeling met doodelijken afloop’ bij koffiehuis ’t Brouwerke in 1909. Ook schrijft hij over twee onopgeloste moorden waarvan jonge vrouwen het slachtoffer werden, maar van een relatie met de Rauwbraken lijkt mij daarbij geen sprake. Van Etten betrekt er wel meer zaken bij die eerder te maken hebben met het rommelige woonbuurtje annex bedrijventerrein dat grensde aan het buitengebied. Zo wijdt hij liefst negen bladzijden aan de Tilburgsche Houtcentrale. Het lijkt alsof je opeens in een ander boek bent beland.

Tieneridool
Dat Van Etten ook aandacht besteedt aan het woonbuurtje waar hij zelf opgroeide, is overigens begrijpelijk. Erg verrassend vond ik het verhaal over ‘Suzie, tieneridool uit de Nautilusstraat’. Suzie werd in 1946 geboren als Maria Peereboom, dochter van circusmensen. Zij verhuisde in 1960 naar Zweden en begon al snel aan een carrière als zangeres. Haar eerste single ‘Johnny loves me’ maakte haar zo populair, stelt Van Etten, ‘dat de Beatles in 1963 haar voorprogramma waren bij een optreden in Zweden’. Helaas meldt Van Etten hierbij – zoals vaker – niet op welke bron dit verhaal gebaseerd is.

Suzies laatste grote hit was ‘De wereld is leeg zonder jou’. Samen met een Zweedse zangeres met wie ze ook een duo vormde, runde deze oud-Tilburgse een tijdlang een restaurant. ‘In 2008 werd Suzie thuis dood aangetroffen voor haar televisie’, besluit Van Etten het droevige verhaal. ‘Ze bleek al enkele dagen dood te zijn.’

Anonieme foto, gemaakt bij één van de watermolens in de Rauwbraken. Foto collectie auteur.

Bouwmateriaal
Theo van Etten heeft voor zijn boek heel wat materiaal verzameld via interviews en telefoongesprekken. Daar zitten prachtige anekdotes bij en op ware gebeurtenissen gebaseerde verhalen. Een deel van het ‘bouwmateriaal’ voor zijn boek heeft hij echter overgenomen zonder nader onderzoek. Mede daardoor blijven bepaalde zaken ongewis. Ook denk ik dat zijn ‘wandeling’ door het gebied beter uit de verf zou zijn gekomen als hij een hedendaagse kaart had opgenomen waarop de lezer kan zien waar de cafés, boerderijen, steenfabrieken, leemputten en verdwenen straten lagen. Wel is er een interessante kaart uit 1921 die goed laat zien hoeveel er sindsdien veranderd is in dit stuk van Tilburg.

Zo nu en dan geeft Van Etten te weinig uitleg bij de zaken die hij opvoert. Zo heeft hij het over ‘geschiedschrijvers die de Rauwbraken op weergaloze manier wisten te romantiseren’ en brengt dan op de eerste plaats het volgende citaat te berde: ‘Het “Zeuvengaotenboomke” op de Rauwbraken , “dicht bij De Kluijt”, was voor de boschstroopende jeugd een aantrekkelijkheid, omdat er een “draaihalske” in woonde, dat Piet de Rooy, zoogoed als andere schooljeugd een zeventig jaar geleden, al zoo gaarne uithaalde.’ Dat is zeker een mooie tekst, maar van wanneer dateert hij en wie is de auteur? Bovendien vrees ik dat de meeste lezers het woord ‘draaihalske’ niet zullen kennen, laat staan weten dat het hier om een zeldzame soort specht gaat die tegenwoordig praktisch alleen nog hier en daar in de Veluwe en Drenthe broedt.

‘Zwemmen in de leemputten. Anna van Loon en Harrie Coomans met op de achtergrond de steenfabriek van Claesen. Ca. 1935/36’. Foto collectie Fien Coomans.

Over vogels gesproken, die komen maar mondjesmaat in het boek ter sprake. Dat is jammer, want voor vogelaars – ik was zelf een fanatieke – waren de Rauwbraken ooit een waar vogelparadijs. Paradoxaal genoeg was dat vooral het geval in de tijd dat het gebied langzaam maar zeker verdween onder het opgespoten zand. Er ontstond toen een merkwaardige combinatie van bosjes, moerasjes, waterplassen, strandjes, zandvlaktes en duintjes. Daar kwamen veel bijzondere vogels op af die je anders alleen aan de kust zag – van drieteenstrandlopers tot zee-eenden – maar ook zeldzame soorten als steltkluten en een kleine zilverreiger. Ja, zelfs één keer ontdekten we tijdens een excursie met een groep natuurliefhebbers zowaar een griel, een vogel die vrijwel niet meer voorkwam in Nederland.

Vastgelegd
Als middelbare scholier heb ik zelf vele uren en dagenlang doorgebracht op de Rauwbraken. En niet alleen vanwege de vogels. Het gaf een gevoel van vrijheid om er rond te zwerven, ver van het saaie, stadse leven. Ik was zeker niet de enige die er de eerste stappen op het liefdespad zette. En nog altijd denk ik af en toe terug aan de avonden in het café van Jo en Rika Kluijtmans, waar de tijd al heel lang leek stil te staan.

Maar goed, dat was maar een deel van de Rauwbraken. Dankzij Theo van Etten is het gebied voor mij nu nog interessanter geworden dan het al was. Ik ben heel blij dat hij dit boek gemaakt heeft, dat hij zich met groot enthousiasme ingezet heeft om zoveel mogelijk gegevens boven water te halen en vast te leggen voordat het te laat is. Want zonder dit boek dreigde de Rauwbraken niet veel meer te zijn dan een mooie herinnering van mensen die doodgaan, een herinnering die onherroepelijk zou oplossen in de mist van de tijd.


Theo van Etten, Verdwenen Rauwbraken. De geschiedenis van een roemrijk Tilburgs buitengebied. Tilburg: uitgave in eigen beheer i.s.m. Gianotten Printed Media, 2017, 128 pp., ISBN 978-90-817037-03, hb., € 22,50.

www.gianotten.nl/boekreserveringen/detail/verdwenen-rauwbraken

www.theovanetten.nl

 

 

© Brabant Cultureel 2017

 

Reacties (1)

  1. Gerry van den Elzen schreef:

    Suzie was een dochter van een Engelse soldaat en Mien Huijberts. Mien is later getrouwd met Sjoerd Peereboom een Fries die met de kermis mee reisde als motorrijder in de steile wand. Later hebben ze gewerkt in het Tivoli park in Kopenhagen.
    Haar opa was petroleumboer, later overgenomen door zijn schoonzoon Piet de Jong.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *